HomeOpioïden5.7.3 Sterfte in Nederland

5.7.3 Sterfte in Nederland

In het kort: Tussen 2013 en 2020 steeg de geregistreerde drugssterfte, maar deze lijkt in 2021 te zijn gestabiliseerd. In 2021 ging het in de helft van de gevallen om opioïden, gevolgd door cocaïne. Bij de opioïden is nog onbekend in hoeverre het gaat om medicinale opioïden zoals oxycodon.

Doodsoorzakenstatistiek CBS

Volgens de Doodsoorzakenstatistiek van het CBS sterven er in Nederland naar verhouding maar weinig mensen aan de directe gevolgen van het gebruik van opioïden. De Doodsoorzakenstatistiek van het CBS is echter niet specifiek toegerust op het registreren van drugsgerelateerde sterfte. De cijfers moeten daarom voorzichtig worden geïnterpreteerd (voor een toelichting, zie bijlage B4). Bij de cijfers over de geregistreerde drugssterfte kan zowel sprake zijn van onderrapportage als van overrapportage, maar de mate waarin verschilt vermoedelijk per drug. Bovendien kunnen tal van factoren van invloed zijn geweest op de trends in de aantallen sterfgevallen.

  • In 2021 registreerde de Nederlandse Doodsoorzakenstatistiek 298 directe sterfgevallen door drugs. Dat zijn ongeveer evenveel sterfgevallen als het aantal van 295 uit 2020. In 2018 deed zich aanvankelijk een daling voor, maar in 2019 en 2020 vond er weer een stijging plaats, die in 2021 lijkt te zijn gestabiliseerd (zie onderstaand figuur). In 2021 was het gebruik van opioïden in 150 gevallen de doodsoorzaak (50%), in 72 gevallen ging het om cocaïne (24%), en in 26% van de gevallen ging het om andere middelen of een combinatie van middelen. De voormalige stijgingen tussen 2014 en 2017 en 2018 en 2020 deden zich voor een belangrijk gedeelte voor bij de opioïden, waarbij op grond van deze cijfers niet bekend is in hoeverre het ging om medicinale opioïden. Ook voor 2021 is op grond van deze cijfers niet bekend in hoeverre het ging om medicinale opioïden.
  • In 2021 ging het bij de totale drugssterfte in 51% van de gevallen om accidentele vergiftiging, in 22% van de gevallen ging het om suïcide, en in 1% van de gevallen was de oorzaak van de vergiftiging onbekend. In de overige 26% van de gevallen werd de sterfte geregistreerd onder de diagnose “psychische stoornissen en gedragsstoornissen”. Ook deze categorie valt onder de directe drugsgerelateerde sterfte.
  • Het aantal opioïdengerelateerde sterfgevallen verdrievoudigde van 40 in 2014 naar 127 gevallen in 2017, daalde aanvankelijk naar 104 gevallen in 2018, en steeg vervolgens weer naar 124 gevallen in 2019 en 164 gevallen in 2020. In 2021 lijkt het aantal opioïdengerelateerde sterfgevallen te zijn gestabiliseerd op 150.
  • Grotendeels is ook onbekend om welke opioïden het precies gaat, bijvoorbeeld heroïne of medische opioïden, zoals oxycodon. Van de 150 gevallen in 2021 stond expliciet geregistreerd dat het in 15 gevallen ging om heroïne, en in 7 gevallen om methadon. In de overige gevallen stond alleen geregistreerd dat het in 26 gevallen ging om opioïden, in 91 gevallen om overige opioïden, en in 11 gevallen om overige synthetische narcotica.
  • Momenteel is er een speciaal register in ontwikkeling om meer inzicht te verkrijgen in de drugsgerelateerde sterfte in Nederland ​[1]​. Voor de ontwikkeling van het speciaal register zijn lijkschouwverslagen van GGD’en van april tot en met september 2018 geanalyseerd. Daarbij zijn 102 gevallen in beeld gekomen waarbij het overlijden vermoedelijk direct aan drugs was gerelateerd ​[1]​. In 27 gevallen werden daarbij illegale opioïde drugs aangetroffen en in 36 gevallen werd opioïde medicatie aangetroffen zoals oxycodon, methadon, morfine, tramadol, sufentanil, of diplodor. Dit is een indicatie dat opioïde medicijnen een belangrijke rol kunnen hebben gespeeld bij het overlijden gerelateerd aan opioïden.
  • In 2021 ging het bij de opioïdengerelateerde sterfgevallen in de Doodsoorzakenstatistiek van het CBS in bijna de helft van de gevallen (45%) om accidentele vergiftiging, in 37% van de gevallen om suïcide, en in 17% van de gevallen om psychische stoornissen en gedragsstoornissen. Waren er géén opioïden geregistreerd als doodsoorzaak, dan ging het in 6% van de gevallen om suïcide, en in 35% van de gevallen om psychische stoornissen en gedragsstoornissen. Bij de opioïdengerelateerde sterfte gaat het daarmee naar verhouding vaker om suïcide en minder vaak om psychische stoornissen en gedragsstoornissen.
  • Tussen 2020 en 2021 daalde het aantal gevallen van suïcide door overige opioïden van 42 naar 30 gevallen. Mogelijk kwam dit doordat mensen die suïcide pleegden minder vaak opioïden gebruikten, maar een ander middel gebruikten om daarmee suïcide te plegen.
  • Overigens is naar verhouding een groot deel van de drugsgerelateerde sterfte geregistreerd onder de categorie ‘Overig’ (zie onderstaand figuur). In deze categorie vielen in 2021 in totaal 11 sterfgevallen door psychostimulantia, maar verder kan het ook om opioïden gaan of andere harddrugs, soms in diverse combinaties, maar het is hier niet altijd duidelijk welk middel de doodsoorzaak was.
  • Bovengenoemde aantallen betreffen alleen sterfgevallen onder inwoners die officieel stonden geregistreerd in het bevolkingsregister. In 2021 waren bij het CBS nog eens 24 gevallen bekend van drugssterfte onder mensen die wel in Nederland verbleven, maar niet als inwoner stonden geregistreerd in het bevolkingsregister. In 2020 waren dit nog 30 gevallen.

Geen verklaring voor de stijgingen

Vooralsnog is er geen afdoende verklaring gevonden voor de toename in de geregistreerde drugsgerelateerde sterfte tussen 2014 en 2017 en tussen 2018 en 2020, evenmin voor de stabilisatie in 2021. Naast wijzigingen in de registratieprocedures en het toegenomen toxicologisch onderzoek bij het vaststellen van de doodsoorzaak, zijn er meer verklaringen mogelijk, zoals de veroudering van de drugsgebruikers en een toename in het gebruik van medicinale opioïden zoals oxycodon en fentanyl. Toekomstig onderzoek via het speciaal register dat momenteel in ontwikkeling is, kan hierover meer helderheid verschaffen ​[1]​.

Figuur 5.7.2         Geregistreerde sterftegevallen door overdosering van drugs in Nederland, vanaf 2010I

Veroudering

  • Net zoals de gebruikers van opioïden steeds ouder worden, stijgt ook de leeftijd bij het overlijden aan een dodelijke overdosis opioïden. Het aandeel van de jonge opioïdengebruikers in de sterfte daalt respectievelijk. In de periode van 1996 tot en met 2000 was nog 47% jonger dan 35 jaar, vergeleken met nog maar 23% in de periode van 2016 tot en met 2021 (zie onderstaand figuur). Wel steeg het aandeel van de leeftijdsgroep van 15-34 jaar tussen de periode 2011-2015 en de periode 2016-2021 van 13% naar 23%.
  • Tussen 2009 en 2021 schommelde het percentage mannen tussen 59% en 82%. Er is geen verklaring bekend voor deze schommeling. Mogelijk gaat het hier om een toevalsfluctuatie vanwege kleine aantallen.

Figuur 5.7.3         Leeftijdsverdeling van de geregistreerde sterftegevallen door overdosering van opioïden in de periodes 1996-2000, 2001-2005, 2006-2010, 2011-2015, en 2016-2021

MDI en LIS

Behalve in de Doodsoorzakenstatistiek van het CBS, wordt een deel van de drugsgerelateerde sterftegevallen ook zichtbaar in de Monitor Drugsincidenten (MDI) en in het Letsel Informatie Systeem (LIS) van VeiligheidNL. De MDI baseert zich op gegevens van ambulancediensten, ziekenhuizen, en politieartsen in 8 regio’s van Nederland en enkele landelijke EHBO-organisaties, terwijl de gegevens van het LIS afkomstig zijn van 14 afdelingen Spoedeisende Hulp (SEH) van enkele ziekenhuizen ​[2]​. In 2020 werden door de MDI en het LIS in totaal 20 gevallen geregistreerd waarin drugs een rol kunnen hebben gespeeld bij het overlijden. In 12 gevallen werden meerdere drugs aangetroffen, waarvan in 4 gevallen heroïne, en in 1 geval synthetische opioïden. Er waren 2 personen overleden na het gebruik van heroïne/methadon als enige drug. In 2021 werden 13 sterfgevallen geregistreerd, waarbij in één geval de opioïde desmetramadol werd aangetroffen ​[3]​.

GGD Amsterdam

De GGD Amsterdam rapporteerde van 2013 tot en met 2017 in totaal 7 gevallen waarin fentanyl of een fentanyl-achtige, naast andere middelen, een rol hadden gespeeld bij het overlijden ​[4]​.

Aanvullende informatie

Bronnen

  1. 1.
    Vercoulen E, Ceelen M, Dorn T, Buster M, Croes E, Van Laar M. Drugsgerelateerde sterfte in beeld: Onderzoek naar de praktijk van de detectie en registratie van drugsgerelateerde sterfte en ontwikkeling van een blauwdruk voor een speciaal register. Utrecht/Amsterdam: Trimbos-instituut/GGD Amsterdam; 2021.
  2. 2.
    Schürmann L, Croes E, Vercoulen E, Valkenberg H. Monitor drugsincidenten: Factsheet 2020. Utrecht: Trimbos-instituut; 2021.
  3. 3.
    Schürmann L, Valkenberg H, Croes E. Monitor drugsincidenten: Factsheet 2021. Utrecht: Trimbos-instituut; 2022.
  4. 4.
    CAM. CAM Quick Scan rapportage van fentanyl en fentanyl-analoga. Bilthoven: CAM; 2018.

Hoe te verwijzen

    Nationale Drug Monitor, editie 2023. . . Geraadpleegd op: . Trimbos-instituut, Utrecht & WODC, Den Haag.