HomeSlaap- en kalmeringsmiddelen10.6 Hulpvraag en incidenten

10.6 Hulpvraag en incidenten

10.6.1 Verslavingszorg

Hoeveel mensen worden behandeld in de verslavingszorg voor slaap- en kalmeringsmiddelen?

In het kort: In 2024 werden er ruim 1.582 mensen behandeld in de verslavingszorg voor medicatieproblematiek, waarvan het merendeel (83%) voor slaap- en kalmeringsmiddelen. Dit is ongeveer 5% van het totaal aantal cliënten in behandeling in de verslavingszorg voor drugsproblematiek. Het aantal en het aandeel medicatiecliënten in de verslavingszorg steeg in de periode 2015-2024. De stijging deed zich vooral voor onder cliënten met problematiek met sedativa en benzodiazepinen.

In 2024 werden er ongeveer 1.500 mensen behandeld in de verslavingszorg voor problematiek vanwege medicijnen, waarvan de helft voor slaap- en kalmeringsmiddelen

In 2024 werden volgens het LADIS 1.541 mensen behandeld in de verslavingszorg voor problematiek met medicijnen ​​[1]​​. Dat is 2% van het totaal aantal mensen in behandeling in de verslavingszorg (incl. gedragsverslavingen en alcohol) en 5% van het totaal aantal mensen in behandeling voor drugsproblematiek in de verslavingszorg. Het gaat hierbij alleen om mensen bij wie de medicatieproblematiek staat geregistreerd als de enige of de belangrijkste reden voor de behandeling. We noemen dit ook wel ‘primaire’ medicatiecliënten. Van de medicatiecliënten was meer dan de helft in behandeling vanwege benzodiazepinen (56%), gevolgd door sedativa (26%) en “overige medicijnen” (12%). Er waren 3 cliënten primair in behandeling voor barbituratenproblematiek.

Slaap- en kalmeringsmiddelen vallen in de gegevens van het LADIS onder de categorie medicijnen. De registratie van de specifieke middelen in deze categorie wordt nog niet bij alle instellingen even goed uitgevoerd. Zo werden er 33 gevallen geregistreerd als “psychofarmaca” en 194 als “overige medicijnen”, mogelijk zaten hier ook cliënten met slaap- en kalmeringsmiddelenproblematiek tussen. Het kan dus zijn dat het hier om een onderrapportage gaat.   

Niet alle verslavingszorg instellingen leveren gegevens aan het LADIS, het genoemde aantal is dus een onderschatting van het totaal aantal cliënten in de verslavingszorg voor medicatieproblematiek. Volgens het LADIS leverden in 2024 ongeveer 85-90% van gespecialiseerde verslavingszorginstellingen data aan (zie: Meer informatie over de onderzoeken op deze pagina).

Bijna de helft van de medicatiecliënten is vrouw

In 2024 was bijna de helft (47%) van de personen in behandeling in de verslavingszorg voor medicatieproblematiek vrouw. Dit is opvallend, omdat voor bijna alle andere middelen de mannen ruim in de meerderheid zijn binnen de verslavingszorg. Dit percentage geldt voor de gehele groep medicatiecliënten, en niet alleen voor de cliënten met problematiek met slaap- en kalmeringsmiddelen. Mogelijk kan dit verklaard worden doordat slaap- en kalmeringsmiddelen in Nederland vaker voorgeschreven worden aan vrouwen dan aan mannen ​[2]​.

Medicatieproblematiek komt in bijna alle leeftijdsgroepen voor

In 2024 was de gemiddelde leeftijd van primaire medicatiecliënten 43 jaar. Van de cliënten met primaire medicatieproblematiek zijnde meesten  tussen de 30 en de 39 jaar oud. Het aantal medicatiecliënten lijkt met de leeftijd wat af te nemen, maar ook op hogere leeftijd komt medicatieproblematiek nog regelmatig voor; zo was 23% van de medicatiecliënten 55 jaar of ouder. Minder dan 10% is onder de 25 jaar en slechts een klein aantal (<1%) was onder de 18.

Driekwart van de medicatiecliënten zijn al eerder behandeld in de verslavingszorg

In 2024 was een kwart van de primaire medicatiecliënten (26%) voor het eerst in behandeling in de verslavingszorg. Het merendeel van de cliënten (74%) werd al eens eerder behandeld in de verslavingszorg.

Bijna de helft van de medicatiecliënten heeft ook nog andere middelenproblematiek

In 2024 had 46% van de primaire medicatiecliënten ook nog andere verslavingsproblematiek. We noemen dit ook wel secundaire problematiek. De meest voorkomende secundaire problematiek was alcohol (16% van alle primaire medicatiecliënten), “overige middelen” (9%) en (andere) medicijnen (5%).

Medicijnen kunnen bij sommige personen zowel het primaire als secundaire probleem zijn, omdat het om verschillende soorten medicijnen kan gaan. Iemand kan bijvoorbeeld benzodiazepinen als primaire problematiek hebben en pijnstillers als secundaire problematiek.

Mogelijk hebben de medicatiecliënten in de verslavingszorg ook nog andere psychische problemen dan verslaving. Het LADIS verzamelt hier echter niet systematisch gegevens over.

Medicatiegebruik komt ook voor als nevenproblematiek. Bij de aantallen die het LADIS hierover rapporteert kan het echter ook (deels) gaan om voorgeschreven medicatie. Het onderscheid tussen voorgeschreven medicatie en problematisch middelengebruik is niet goed te maken. Daarom rapporteren we deze gegevens hier niet.

Is het aantal mensen dat wordt behandeld in de verslavingszorg voor medicatieproblematiek veranderd?

Het aantal primaire medicatiecliënten is tussen 2015 en 2024 ongeveer verdubbeld

Tussen 2015 en 2024 is het aantal cliënten in behandeling voor primaire medicatieproblematiek ongeveer verdubbeld, van 884 in 2015 naar 1.582 in 2024.  Mogelijk is dit te verklaren doordat er in de loop van de jaren meer instellingen bijgekomen zijn die gegevens aanleveren en betere registratie van medicatieproblematiek. Ook als we alleen kijken naar de instellingen die gedurende de gehele periode tussen 2015 en 2024 gegevens hebben aangeleverd (de constante instellingen), dan neemt het aantal primaire medicatiecliënten toe tussen 2015 en 2024.

Het aantal cliënten met primaire benzodiazepineproblematiek steeg tussen 2015 en 2024 van 576 naar 891 cliënten. Het aantal cliënten met primaire sedativaproblematiek steeg in dezelfde periode van 101 naar 413 cliënten. Het aantal cliënten met primaire problematiek met “overige medicijnen” steeg van 157 naar 194 cliënten. Tussen 2015 en 2024 is de bevolking van Nederland gegroeid. Om hier rekening mee te houden is ook gekeken naar het aantal cliënten per 100.000 inwoners. Per 100.000 inwoners van 15 jaar en ouder nam het aantal primaire medicatiecliënten toe tussen 2015 (6) en 2024 (10). Bij de constante instellingen werd een soortgelijke trend waargenomen. 

Het aandeel medicatiecliënten in de verslavingszorg nam tussen 2015 en 2024 toe

Het aandeel cliënten met primaire medicatieproblematiek onder alle cliënten in de verslavingszorg vanwege drugs steeg in periode 2015-2024 van 3% naar 5%. Voor deze berekeningen zijn de gegevens van alle deelnemende instellingen meegenomen. 

Het aantal secundaire medicatiecliënten nam in de periode 2015-2024 toe

Het aantal cliënten bij wie medicatieproblematiek speelde als secundaire problematiek is in de periode 2015-2024 toegenomen, van 2.023 naar 3.421 cliënten. Ook wanneer er alleen gekeken wordt naar het constante aantal instellingen, steeg het aantal cliënten met secundaire medicatieproblematiek, van 1.965 naar 2.555 cliënten. Na 2021 is echter een dalende trend zichtbaar binnen deze groep instellingen. Een mogelijke verklaring is dat medicijnverslaving niet in alle instellingen even consistent wordt geregistreerd, of dat cliënten de voorkeur geven aan nieuwere instellingen boven instellingen die al langer bestaan.

Hoe behandelt de verslavingszorg mensen met slaap- en kalmeringsmiddelenproblematiek?

De verslavingszorg is onderdeel van de gezondheidszorg. De verslavingszorg helpt mensen die een stoornis hebben in drugs-, alcohol-, of medicatiegebruik, of een gokstoornis of een andere gedragsverslaving. De behandeling van benzodiazepineverslaving is gebaseerd op de ‘Multidisciplinaire richtlijn Stoornissen in het gebruik van cannabis, cocaïne, amfetamine, ecstasy, GHB en benzodiazepines’ ​​​[3]​​. Bij de behandeling van een stoornis in het gebruik van benzodiazepinen is het advies om de dosering geleidelijk af te bouwen, zonder vervanging door andere medicijnen, tenzij noodzakelijk. Eventuele aanvullende medicatie moet zorgvuldig worden overwogen en gemonitord. Cognitieve gedragstherapie (CGT) is effectief voor het afbouwen van benzodiazepines, met regelmatige monitoring van terugval. Het betrekken van het sociale systeem en herstel ondersteunende zorg is ook belangrijk.

Het LADIS

De gegevens over het aantal mensen in behandeling in de verslavingszorg voor medicatieproblematiek zijn afkomstig van het Landelijk Alcohol en Drugs Informatiesysteem (LADIS). Verslavingszorginstellingen leveren gepseudonimiseerde gegevens over hun cliënten aan het LADIS. Tussen 2015 en 2022 konden er geen nieuwe gegevens worden verzameld in verband met een aanscherping van de privacywet. Per 1 juli 2022 is de aanvullende wettelijke grondslag geregeld voor het aanleveren van deze gegevens. Hierna kon de gegevensverzameling van het LADIS weer gestart worden. Vanaf 2023 zijn er weer verschillende rapportages van het LADIS verschenen ​​[1]​​. In 2024 waren er 32 deelnemende verslavingsinstellingen die data leverden aan LADIS. In vergelijking met 2023 zijn er 8 instellingen bijgekomen.

Gegevens over het aantal cliënten in behandeling kunnen informatie geven over (trends in) de hulpvraag en kunnen een indirecte indicator zijn voor trends in problematisch gebruik. Echter zoekt maar een deel van de probleemgebruikers hulp bij de verslavingszorg. Onderzoek laat zien dat mensen die professionele hulp zoeken vaak ernstigere problemen hebben dan mensen die dit (nog) niet doen. Ook hebben ze vaker last van andere bijkomende psychische problemen ​[4,5]​​​.

Beperkingen van het LADIS

Er zijn een aantal factoren die van invloed kunnen zijn op het aantal geregistreerde cliënten in de verslavingszorg. (Nog) niet alle verslavingszorginstellingen leveren gegevens aan het LADIS. De afgelopen jaren zijn er wel steeds meer instellingen bijgekomen. Omdat dit de trends kan beïnvloeden rapporteert het LADIS zowel de trends van alle deelnemende instellingen als uitsluitend van de instellingen die gedurende de gehele periode tussen 2015 en 2024 gegevens hebben aangeleverd. In 2024 werden 15 instellingen aangemerkt als constant leverende instellingen, twee minder dan in 2023. Volgens de ruwe schatting van LADIS levert ongeveer 85-90% van de gespecialiseerde verslavingszorginstellingen gegevens aan. Niet-aangesloten instellingen zijn doorgaans kleiner en bereiken mogelijk een andere doelgroep dan de instellingen die wel gegevens aanleveren. Bij sommige van de deelnemende instellingen is er sprake van onderregistratie. Ook leveren niet alle instellingen de gegevens over het type middel even specifiek aan. Zo gebruiken sommige instellingen nog verzamelcategorieën, zoals “opiaten” of “overige middelen”. Gegevens over specifieke middelen kunnen dus ‘verborgen’ zijn in deze verzamelcategorieën. Daarnaast kunnen mensen ook buiten de verslavingszorg hulp krijgen, bijvoorbeeld bij de reguliere GGZ, in de huisartsenpraktijk, bij vrijgevestigde psychologen of via anonieme eHealth. Tot slot lijkt er sprake van slechts een beperkte capaciteit in de verslavingszorg, zo is er in de afspraken met verzekeraars sprake van een behandelplafond. Wanneer het behandelplafond voortijdig wordt bereikt kunnen behandelingen niet meer worden gedeclareerd. Ook is er in de verslavingszorg een tekort aan personeel.

Er staan ook nog mensen met een hulpvraag op het gebied van middelenproblematiek op een wachtlijst voor hulp in de verslavingszorg. Hoeveel mensen dit precies zijn is niet bekend. De gemiddelde totale wachttijd (vanaf aanmelding tot start behandeling) voor een behandeling voor de diagnosegroep “Middelgerelateerd en verslaving” was volgens de NZa 15 weken in oktober 2024 ​[6]​. Momenteel werkt de NZa aan een up-to-date GGZ-wachttijdendashboard, dat naar verwachting eind 2025 wordt gepubliceerd.

Aanvullende informatie

Bronnen

  1. 1.
    D.J. Wisselink, J.B. van der Slink, J.P. Kerssies. Kerncijfers Verslavingszorg 2015-2024. Stichting Informatievoorziening Zorg (IVZ); 2025 p. 1–100.
  2. 2.
    Stoker LJ, Heerdink ER, Janssen R, Egberts TCG. Effect of reimbursement restriction policy on the use of benzodiazepines in the Netherlands: an interrupted time series analysis. Vol. 9, BMJ open. 2019. p. e029148.
  3. 3.
    Hendriks V, Blanken P, Croes E, Schippers G, Schellekens A, Stollenga M, et al. Multidisciplinaire richtlijn Stoornissen in het gebruik van cannabis, cocaïne, amfetamine, ecstasy, GHB en benzodiazepines. Utrecht: Netwerk Kwaliteitsontwikkeling GGz; 2018.
  4. 4.
    M Tuithof. Drinking Distilled: onset, course and treatment of alcohol use disorders in the general population. Universiteit van Amsterdam; 2015.
  5. 5.
    Van der Pol P, Liebregts N, De Graaf R, Korf DJ, Van den Brink W, Van Laar M. Facilitators and barriers in treatment seeking for cannabis dependence. Vol. 133, Drug and Alcohol Dependence. 2013. p. 776–80.
  6. 6.
    Zorgautoriteit N. Informatiekaart Wachttijden en wachtplekken GGZ – oktober 2024 [Internet]. Nederlandse Zorgautoriteit. 2024. Available from: https://puc.overheid.nl/nza/doc/PUC_786033_22/

Hoe te verwijzen

    Nationale Drug Monitor, editie 2025. . . Geraadpleegd op: . Trimbos-instituut, Utrecht & WODC, Den Haag.