HomeBijlagenA. Middelengebruik onder volwassenen in Nederland: de Leefstijlmonitor

A. Middelengebruik onder volwassenen in Nederland: de Leefstijlmonitor

De Leefstijlmonitor

Sinds 2014 worden in Nederland jaarlijks gegevens verzameld over het gebruik van alcohol, tabak en drugs onder volwassenen (18 jaar en ouder). Deze gegevens zijn afkomstig uit de Leefstijlmonitor, een samenwerkingsverband tussen kennisinstituten op het gebied van leefstijl.

De Leefstijlmonitor bestaat uit twee onderdelen: Leefstijlmonitor Kern (LSM-K) en Leefstijlmonitor-aanvullend (LSM-A). In de LSM-K worden leefstijlthema’s jaarlijks verzameld onder (bijna) alle leeftijden (voor middelengebruik vanaf 12 jaar). De gegevens komen uit de Gezondheidsenquête (GE) van het CBS. De Leefstijlmonitor-aanvullend bestaat uit modules die verdiepende informatie geven en minder vaak worden uitgevoerd dan de kern. Elk leefstijlthema heeft een eigen aanvullende module. Voor middelengebruik is dit de Aanvullende Module Middelen (LSM-A Middelen). De LSM-A Middelen wordt elke twee jaar uitgevoerd door het Trimbos-instituut, in samenwerking met het RIVM en CBS.

Gezondheidsenquête

De Gezondheidsenquête is een jaarlijks terugkerend onderzoek dat zich richt op de prevalentie van middelengebruik (alcohol, nicotineproducten, drugs). Hierbij wordt gemeten hoeveel mensen ooit, in het afgelopen jaar of in de afgelopen maand middelen hebben gebruikt. De gegevens worden verzameld via een combinatie van online vragenlijsten (CAWI) en persoonlijke interviews (CAPI). Bij het persoonlijke interview vullen deelnemers gevoelige vragen over bijvoorbeeld drugsgebruik zelf in via een computer.

De steekproef wordt getrokken uit de Basisregistratie Personen (BRP) en is representatief voor de Nederlandse bevolking van 12 jaar en ouder. De Nationale Drug Monitor (NDM) gebruikt de gegevens uit de GE als primaire bron voor prevalentiecijfers onder volwassenen van 18 jaar en ouder. Cijfers voor de leeftijdsgroep 18+ zijn voor alcohol en tabak vanaf 2014 beschikbaar, en voor drugs vanaf 2015. In 2014 zijn de vragen over drugs alleen voorgelegd aan personen tot 64 jaar.

Prevalentiecijfers over middelengebruik bij jongeren (12-16 jaar) zijn afkomstig uit het HBSC-onderzoek en het Peilstationsonderzoek, welke allebei ook onderdeel zijn van de Leefstijlmonitor.

Aanvullende Module Middelen

Als aanvulling op de GE wordt sinds 2016 de LSM-A Middelen uitgevoerd, een tweejaarlijkse verdiepende module waarin naast de kernvragen ook extra middelen zoals truffels, nieuwe psychoactieve stoffen (NPS) en psychoactieve medicatie worden meegenomen. Daarnaast worden in de LSM-A Middelen sommige drugs apart van elkaar uitgevraagd, zoals cocaïne en crack, terwijl in de GE deze drugs in één categorie zijn samengevoegd. Verder worden verdiepende vragen gesteld over frequentie van gebruik, aankooplocaties, gezondheidsproblemen en hulpzoekgedrag. De dataverzameling vindt plaats via CAWI, CAPI en telefonisch (CATI).

Naast landelijke prevalentiecijfers worden in de LSM-A Middelen ook screeningsinstrumenten ingezet om een verhoogd risico een een middelenstoornis te identificeren (zie ook: Bijlage B12 – Toelichting problematisch middelengebruik).

Verhoogd risico op een cannabisstoornis: CAST

Voor cannabisgebruik wordt de Cannabis Abuse Screening Test (CAST) gebruikt, een korte vragenlijst die een indicatie geeft van een verhoogd risico op een cannabisstoornis. Een score van 2 of hoger op deze test wijst op een mogelijke stoornis in het gebruik van cannabis, hoewel dit geen klinische diagnose is.

Verhoogd risico op een alcoholstoornis: AUDIT

Voor alcoholgebruik wordt de Alcohol Use Disorders Identification Test (AUDIT) toegepast. De AUDIT bestaat uit 3 vragen over alcoholconsumptie (ook wel AUDIT-c genoemd) en 7 vragen naar voorvallen rond alcoholgebruik. Het gaat hierbij om voorvallen zoals verplichtingen niet na kunnen komen, rijden onder invloed, spijt hebben van het alcoholgebruik of van anderen het advies krijgen om minder te drinken. Op basis van de totaalscore worden vier risicocategorieën onderscheiden:

  • Geen/laag risico (0–7)
  • Matig risico (8–16)
  • Hoog risico (17–19)
  • Alcoholafhankelijkheid (≥20)

Verschillen tussen GE en LSM-A

Hoewel beide onderzoeken representatief zijn voor de Nederlandse bevolking, bestaan er enkele verschillen in de onderzoeksopzet. Deze verschillen betreffen onder andere oversampling, waarnemingsmethode, doelgroepgerichte herbenadering en weegmodel.

De vraagstellingen in beide onderzoeken zijn grotendeels gelijk, maar in de LSM-A Middelen dienen ze als opstap naar verdiepende vragen. Voor meer informatie, zie: Vergelijking LSM-A Middelen 2024 met GE | RIVM.

Oversampling

In de LSM-A Middelen wordt oversampling toegepast voor de leeftijdsgroep 20–35 jaar, waarin drugsgebruik relatief vaker voorkomt. Hierdoor kunnen gedragingen binnen deze groep gedetailleerder worden onderzocht. Om te zorgen voor representativiteit wordt in de LSM-A Middelen voor deze ophoging gecorrigeerd via weging. In de GE vindt geen oversampling plaats.

Waarnemingsmethode

Ook in de manier waarop gegevens worden verzameld – de waarnemingsmethode – zijn er verschillen. Beide onderzoeken maken gebruik van een mixed-mode design (combinatie van dataverzamelingsmethoden), maar de LSM-A Middelen voegt daar telefonische interviews (CATI) aan toe.

Doelgroepgerichte herbenadering

De doelgroepgerichte herbenadering verschilt in de indeling van doelgroepen. In de GE zijn negen doelgroepen gedefinieerd op basis van combinaties van herkomst, leeftijd (vijf categorieën) en gestandaardiseerd huishoudinkomen (drie categorieën). In de LSM-A Middelen zijn dit er twaalf, met een fijnmazigere indeling van leeftijd (negen categorieën) en inkomen (vijf categorieën).

Weegmodel

De weegfactor van de GE is gebaseerd op de kenmerken geslacht, leeftijd (16 categorieën), herkomst, burgerlijke staat, stedelijkheid, provincie, landsdeel, huishoudgrootte, inkomen, vermogen, enquêteseizoen en doelgroep. In de LSM-A wordt niet gewogen naar doelgroep en wijkt de indeling van leeftijd in categorieën af. Voor meer informatie over de weging van de LSM-A Middelen, zie: Weging LSM-A Middelen 2024 | RIVM.

Data-analyse

Binnen de NDM worden gebruiksprevalenties, trends en verschillen tussen groepen beschreven. De prevalenties worden bepaald op basis van ten minste één keer gebruik in de betreffende periode. De cijfers worden indien mogelijk uitgesplitst naar geslacht, leeftijd, opleiding, herkomst en stedelijkheid.

De data-analyses worden uitgevoerd in Stata, waarbij gebruik wordt gemaakt van pairwise comparisons om verschillen tussen groepen en over tijd te analyseren. Voor de bepaling van een significant verschil wordt een p-waarde kleiner dan 0.05 aangehouden.

Voor meer uitleg over hoe je statistische significantie moet interpreteren, zie: Kanttekeningen.

Meer informatie

Meer informatie over de Leefstijlmonitor, de Gezondheidsenquête en de Aanvullende Module Middelen is te vinden op de websites van het RIVM en het CBS.

Aanvullende informatie

Hoe te verwijzen

    Nationale Drug Monitor, editie 2025. . . Geraadpleegd op: . Trimbos-instituut, Utrecht & WODC, Den Haag.