HomeCocaïne4.6 Hulpvraag en incidenten

4.6 Hulpvraag en incidenten

4.6.1 Verslavingszorg

Hoeveel mensen worden behandeld in de verslavingszorg voor cocaïneproblematiek?

In het kort:  In 2024 werden er ongeveer 8.000 mensen behandeld in de verslavingszorg voor cocaïneproblematiek, dat is 25% van alle cliënten in behandeling in de verslavingszorg voor drugsproblematiek. De meeste cocaïnecliënten zijn tussen de 25 en 55 jaar oud (82%), man (83%) en eerder behandeld in de verslavingszorg (80%). Cocaïne komt na alcohol het meeste voor als secundaire problematiek. Hoewel het totale aantal cocaïnecliënten tussen 2015 en 2024 steeg, lijkt dit mogelijk verklaard te kunnen worden door het toenemende aantal instellingen dat de laatste jaren gegevens aanleverde. Het aandeel oudere cocaïnecliënten lijkt iets toegenomen.

In 2024 werden ongeveer 8.000 mensen behandeld in de verslavingszorg voor cocaïneproblematiek

In 2024 werden volgens het LADIS 8.238 mensen behandeld in de verslavingszorg voor cocaïneproblematiek​ ​[1]​​. Dat is 12% van het totaal aantal mensen in behandeling in de verslavingszorg (incl. gedragsverslavingen en alcohol) en 25% van het totaal aantal mensen in behandeling voor drugsproblematiek in de verslavingszorg. Cocaïne staat op de derde plek als meest voorkomende middel binnen de verslavingszorg. Het gaat hierbij alleen om mensen bij wie de cocaïneproblematiek staat geregistreerd als de enige of de belangrijkste reden voor de behandeling. We noemen dit ook wel ‘primaire’ cocaïnecliënten.

Niet alle verslavingszorg instellingen leveren gegevens aan het LADIS, het genoemde aantal is dus een onderschatting van het totaal aantal cliënten in de verslavingszorg voor cocaïneproblematiek. Volgens het LADIS leverden in 2024 ongeveer 85-90% van gespecialiseerde verslavingszorginstellingen data aan (zie: Meer informatie over de onderzoeken op deze pagina).

Grotendeels onbekend om welke vorm van cocaïne het gaat

Bij cocaïneproblematiek kan het zowel gaan om gebruik van snuifcocaïne als basecocaïne (crack). Dit onderscheid kan uit de gegevens van het LADIS momenteel niet goed gemaakt worden, omdat het niet goed geregistreerd wordt. Het snuiven van cocaïne (30%) kwam in 2024 ruim anderhalf keer zo vaak voor als het roken van basecocaïne (19%). De gebruikswijze van 51% van de cocaïnecliënten was echter onbekend.

Vijf keer zoveel mannen als vrouwen worden behandeld voor cocaïneproblematiek

In 2024 was het grootste deel van de cliënten in behandeling in de verslavingszorg voor cocaïneproblematiek man (83%), ongeveer één op de zes was vrouw (17%). In de algemene bevolking gebruiken mannen ook vaker cocaïne dan vrouwen, hoewel het verschil minder groot is (zie: Gebruik: Volwassenen). Het aandeel mannen is voor cocaïneproblematiek hoger dan voor andere middelen.

De meeste cocaïnecliënten zijn tussen de 25 en 55 jaar oud

In 2024 was de gemiddelde leeftijd van de cliënten in behandeling voor cocaïneproblematiek 40 jaar. Vergeleken met andere stimulerende drugs zoals ecstasy (30 jaar) en amfetamine (35 jaar) is dit relatief oud. Veruit de meeste cocaïnecliënten (82%) waren tussen de 25 en 55 jaar oud. Ongeveer één op de zeventien (6%) cocaïnecliënten was onder de 25 jaar.

Vier op de vijf cocaïnecliënten zijn al eerder behandeld in de verslavingszorg

In 2024 was een vijfde van de primaire cocaïnecliënten (20%) voor het eerst in behandeling in de verslavingszorg. Het merendeel van de cliënten (80%) werd al eens eerder behandeld in de verslavingszorg.

Meer dan de helft van de cocaïnecliënten heeft ook andere middelenproblematiek

In 2024 had 62% van de primaire cocaïnecliënten ook nog andere verslavingsproblematiek. We noemen dit ook wel secundaire problematiek. Onder primaire cocaïnecliënten is alcohol de meest voorkomende secundaire problematiek (21% van alle primaire cocaïnecliënten), gevolgd door cocaïne (15%) en cannabis (8%). Cocaïne kan bij sommige personen zowel het primaire als secundaire probleem zijn, omdat het om zowel snuifcocaïne als basecocaïne (crack) kan gaan. Vanwege beperkingen in de registratie kan er op basis van deze gegevens niet goed onderscheid gemaakt worden tussen deze twee varianten van cocaïne.

Mogelijk hebben de cocaïnecliënten in de verslavingszorg ook nog andere psychische problemen dan verslaving. Het LADIS verzamelt hier echter niet systematisch gegevens over.

Cocaïne komt na alcohol het meest voor als secundaire problematiek

Cocaïne kan ook voorkomen als secundaire problematiek bij cliënten die voor andere verslavingsproblematiek in behandeling zijn. In totaal ging het in 2024 om 7.155 secundaire cocaïnecliënten. Cocaïne komt na alcohol het meest voor als secundaire problematiek. Voor cliënten met cocaïne als secundaire problematiek was het meest voorkomende primaire middel alcohol (41%), daarna volgden opioïden (19%) en cocaïne (18%). Cocaïne kan bij sommige personen zowel het primaire als secundaire probleem zijn, omdat het om zowel snuifcocaïne als basecocaïne (crack) kan gaan.

Is het aantal mensen dat wordt behandeld in de verslavingszorg voor cocaïneproblematiek veranderd?

Toename in cocaïnecliënten (2015-2024) mogelijk verklaard door toegenomen aantal instellingen dat gegevens aanlevert

Het aantal cliënten met primaire cocaïneproblematiek steeg tussen 2015 en 2024 van 7.378 naar 8.238, volgens gegevens van alle instellingen die aan LADIS rapporteren. Omdat in dezelfde periode ook de Nederlandse bevolking groeide, is er ook gekeken naar het aantal cliënten per 100.000 inwoners van 15 jaar en ouder. Hier was ook een lichte stijging zichtbaar: van 52 per 100.000 inwoners in 2015 naar 54 in 2024.

Belangrijke kanttekening: Elk jaar sluiten nieuwe instellingen aan bij LADIS. De stijging in het totaal aantal cliënten kan daarom mogelijk verklaard worden door het groeiende aantal instellingen dat gegevens aanlevert (zie: Meer informatie over de onderzoeken op deze pagina).

Om het effect van toetredende instellingen uit te sluiten, is ook gekeken naar verslavingsinstellingen die gedurende de hele periode (2015-2024) gegevens aanleveren (de zogenoemde constante instellingen). In deze groep zien we juist een daling van het aantal cocaïnecliënten: van 7.162 in 2015 naar 6.427 in 2024. Ook het aantal cliënten per 100.000 inwoners daalde in deze groep, van 51 naar 42.

Belangrijke kanttekening: hoewel deze constante gegevens mogelijk een stabieler beeld geven, houden ze geen rekening met nieuwe instellingen die mogelijk een ander type cliënt aantrekken, of met cliënten die overstappen van bestaande naar nieuwe instellingen. Dit kan mede het gevolg zijn van beperkte capaciteit binnen de verslavingszorg ​[1,2]​. De wachtlijsten zijn de afgelopen jaren toegenomen.

Kortom, het is op basis van deze gegevens niet mogelijk om exact te duiden welke trend het daadwerkelijke zorggebruik weerspiegelt.

Het aandeel cocaïnecliënten in de verslavingszorg is in de periode 2015-2024 stabiel

Het aandeel cliënten met primaire cocaïneproblematiek onder alle cliënten in de verslavingszorg vanwege drugs bleef gelijk in de periode 2015-2024. In beide jaren bleef het percentage rond de 24%. Voor deze berekeningen zijn de gegevens van alle deelnemende instellingen meegenomen. 

Het aantal secundaire cocaïnecliënten nam in de periode 2015-2024 toe

Het aantal cliënten bij wie cocaïneproblematiek speelde als secundaire problematiek is in de periode 2015-2024 toegenomen, van 5.993 naar 7.155 cliënten. Wanneer we echter kijken naar de constante instellingen, blijft dit aantal ongeveer stabiel, namelijk van 5.836 naar 5.627 cliënten. Mogelijk kunnen hiervoor vergelijkbare verklaringen worden aangevoerd als voor de verschillen die zijn waargenomen bij de primaire cocaïneproblematiek.

Aandeel oudere cocaïnecliënten lijkt iets toegenomen (2015-2024)

Hoewel de verdeling van leeftijdsgroepen in de periode 2015-2024 -grotendeels hetzelfde bleef, verdubbelde het aandeel cliënten boven de 65 jaar oud van <1% (55 cliënten) naar 2% (166 cliënten). Ook wanneer er alleen gekeken wordt naar het constante aantal instellingen, verdubbelde het aandeel cocaïnecliënten boven de 65 jaar oud. De gemiddelde leeftijd van de cocaïnecliënten nam licht toe van 39 naar 40 jaar.

Het aandeel mannen onder cliënten met primaire cocaïne problematiek is tussen 2015 en 2024 niet veranderd en lag steeds tussen de 82% en 83%.

Hoe behandelt de verslavingszorg mensen met cocaïneproblematiek?

De verslavingszorg is onderdeel van de gezondheidszorg. De verslavingszorg helpt mensen die een stoornis hebben in drugs-, alcohol-, of medicatiegebruik, of een gokstoornis of een andere gedragsverslaving. De behandeling van stoornissen in het gebruik van cocaïne is gebaseerd op de ‘Multidisciplinaire richtlijn Stoornissen in het gebruik van cannabis, cocaïne, amfetamine, ecstasy, GHB en benzodiazepines’ ​​[3]​.

De richtlijn adviseert bij cocaïneverslaving eerst een behandeling met Contingency Management, waarbij beloningen, zoals tegoedbonnen, worden gegeven voor het niet gebruiken van cocaïne. Dit is de meest effectieve behandeling gebleken ​[4]​​​. Als Contingency Management niet beschikbaar is, wordt cognitieve gedragstherapie aanbevolen. Als iemand onvoldoende baat heeft bij cognitieve gedragstherapie, kan de Community Reinforcement Approach (CRA) worden geprobeerd. CRA is behandelmethode die verschillende gedragstherapeutische en systeemtherapeutische technieken combineert ​​[5]​​. Er zijn (nog) geen medicijnen voor de behandeling van cocaïneontwenning of cocaïneverslaving ​​[3]​​.

Het LADIS

De gegevens over het aantal mensen in behandeling in de verslavingszorg voor medicatieproblematiek zijn afkomstig van het Landelijk Alcohol en Drugs Informatiesysteem (LADIS). Verslavingszorginstellingen leveren gepseudonimiseerde gegevens over hun cliënten aan het LADIS. Tussen 2015 en 2022 konden er geen nieuwe gegevens worden verzameld in verband met een aanscherping van de privacywet. Per 1 juli 2022 is de aanvullende wettelijke grondslag geregeld voor het aanleveren van deze gegevens. Hierna kon de gegevensverzameling van het LADIS weer gestart worden. Vanaf 2023 zijn er weer verschillende rapportages van het LADIS verschenen ​​[1]​​. In 2024 waren er 32 deelnemende verslavingsinstellingen die data leverden aan LADIS. In vergelijking met 2023 zijn er 8 instellingen bijgekomen.

Gegevens over het aantal cliënten in behandeling kunnen informatie geven over (trends in) de hulpvraag en kunnen een indirecte indicator zijn voor trends in problematisch gebruik. Echter zoekt maar een deel van de probleemgebruikers hulp bij de verslavingszorg. Onderzoek laat zien dat mensen die professionele hulp zoeken vaak ernstigere problemen hebben dan mensen die dit (nog) niet doen. Ook hebben ze vaker last van andere bijkomende psychische problemen ​[6,7]​​​.

Beperkingen van het LADIS

Er zijn een aantal factoren die van invloed kunnen zijn op het aantal geregistreerde cliënten in de verslavingszorg. (Nog) niet alle verslavingszorginstellingen leveren gegevens aan het LADIS. De afgelopen jaren zijn er wel steeds meer instellingen bijgekomen. Omdat dit de trends kan beïnvloeden rapporteert het LADIS zowel de trends van alle deelnemende instellingen als uitsluitend van de instellingen die gedurende de gehele periode tussen 2015 en 2024 gegevens hebben aangeleverd. In 2024 werden 15 instellingen aangemerkt als constant leverende instellingen, twee minder dan in 2023. Volgens de ruwe schatting van LADIS levert ongeveer 85-90% van de gespecialiseerde verslavingszorginstellingen gegevens aan. Niet-aangesloten instellingen zijn doorgaans kleiner en bereiken mogelijk een andere doelgroep dan de instellingen die wel gegevens aanleveren. Bij sommige van de deelnemende instellingen is er sprake van onderregistratie. Ook leveren niet alle instellingen de gegevens over het type middel even specifiek aan. Zo gebruiken sommige instellingen nog verzamelcategorieën, zoals “opiaten” of “overige middelen”. Gegevens over specifieke middelen kunnen dus ‘verborgen’ zijn in deze verzamelcategorieën. Daarnaast kunnen mensen ook buiten de verslavingszorg hulp krijgen, bijvoorbeeld bij de reguliere GGZ, in de huisartsenpraktijk, bij vrijgevestigde psychologen of via anonieme eHealth. Tot slot lijkt er sprake van slechts een beperkte capaciteit in de verslavingszorg, zo is er in de afspraken met verzekeraars sprake van een behandelplafond. Wanneer het behandelplafond voortijdig wordt bereikt kunnen behandelingen niet meer worden gedeclareerd. Ook is er in de verslavingszorg een tekort aan personeel.

Er staan ook nog mensen met een hulpvraag op het gebied van middelenproblematiek op een wachtlijst voor hulp in de verslavingszorg. Hoeveel mensen dit precies zijn is niet bekend. De gemiddelde totale wachttijd (vanaf aanmelding tot start behandeling) voor een behandeling voor de diagnosegroep “Middelgerelateerd en verslaving” was volgens de NZa 15 weken in oktober 2024 ​​[8]​. Momenteel werkt de NZa aan een up-to-date GGZ-wachttijdendashboard, dat naar verwachting eind 2025 wordt gepubliceerd.

Aanvullende informatie

Bronnen

  1. 1.
    D.J. Wisselink, J.B. van der Slink, J.P. Kerssies. Kerncijfers Verslavingszorg 2015-2024. Stichting Informatievoorziening Zorg (IVZ); 2025 p. 1–100.
  2. 2.
    Schellekens AFA. Aandacht voor verslaving: Jaarverslag 2023. Den Haag: Nationaal Rapporteur Verslavingen, Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport; 2024.
  3. 3.
    Hendriks V, Blanken P, Croes E, Schippers G, Schellekens A, Stollenga M, et al. Multidisciplinaire richtlijn Stoornissen in het gebruik van cannabis, cocaïne, amfetamine, ecstasy, GHB en benzodiazepines. Utrecht: Netwerk Kwaliteitsontwikkeling GGz; 2018.
  4. 4.
    Schierenberg A, Van Amsterdam J, Van Den Brink W, Goudriaan AE. Efficacy of Contingency Management for Cocaine Dependence Treatment: A Review of the Evidence. Vol. 5, Current Drug Abuse Reviews. 2012. p. 320–331.
  5. 5.
    Roozen HG, De Waart R, Van Der Kroft P. Community reinforcement and family training: an effective option to engage treatment-resistant substance-abusing individuals in treatment. Vol. 105, Addiction. 2010. p. 1729–1738.
  6. 6.
    Van der Pol P, Liebregts N, De Graaf R, D.J. Korf, Van den Brink W, Van Laar M. Facilitators and barriers in treatment seeking for cannabis dependence. Vol. 133, Drug and Alcohol Dependence. 2013. p. 776–80.
  7. 7.
    Tuithof M. Drinking Distilled: onset, course and treatment of alcohol use disorders in the general population. Universiteit van Amsterdam; 2015.
  8. 8.
    Zorgautoriteit N. Informatiekaart Wachttijden en wachtplekken GGZ – oktober 2024 [Internet]. Nederlandse Zorgautoriteit. 2024. Available from: https://puc.overheid.nl/nza/doc/PUC_786033_22/

Hoe te verwijzen

    Nationale Drug Monitor, editie 2025. . . Geraadpleegd op: . Trimbos-instituut, Utrecht & WODC, Den Haag.