HomeOpioïden5.6 Hulpvraag en incidenten

5.6 Hulpvraag en incidenten

5.6.1 Verslavingszorg

Hoeveel mensen worden behandeld in de verslavingszorg voor opioïdeproblematiek?

In het kort: In 2024 waren bijna 8.000 mensen in behandeling in de verslavingszorg voor opioïdenproblematiek. Dit is bijna een kwart (23%) van het totaal aantal mensen in behandeling in de verslavingszorg voor drugsproblematiek. Het gaat hier waarschijnlijk vooral om (ex)heroïnegebruikers en mensen die een opioïde vervangende behandeling krijgen. Ook cliënten met een afhankelijkheid aan opioïde pijnstillers vallen onder deze groep, maar het exacte aantal is vanwege beperkingen in de registratie niet bekend. De opioïdencliënten zijn relatief oud, en de gemiddelde leeftijd neemt nog altijd toe. Het aandeel jonge opioïdencliënten (<25 jaar) lijkt tussen 2015 en 2024 stabiel te blijven. Hoewel het absolute aantal opioïdencliënten tussen 2015 en 2024 ongeveer gelijk bleef, nam het aantal per 100.000 inwoners en het aandeel ten opzichte van alle cliënten in de verslavingszorg af.

In 2024 werden bijna 8.000 mensen behandeld in de verslavingszorg voor opioïdenproblematiek

In 2024 werden volgens het LADIS 7.951 mensen behandeld in de verslavingszorg voor opioïdenproblematiek ​​[1]​​. Dat is 12% van het totaal aantal mensen in behandeling in de verslavingszorg (incl. gedragsverslavingen en alcohol) en 23% van het totaal aantal mensen in behandeling voor drugsproblematiek in de verslavingszorg. Het gaat hierbij alleen om mensen bij wie de opioïdenproblematiek staat geregistreerd als de enige of de belangrijkste reden voor de behandeling. We noemen dit ook wel ‘primaire’ opioïdencliënten.

Niet alle verslavingszorg instellingen leveren gegevens aan het LADIS, het genoemde aantal is dus een onderschatting van het totaal aantal cliënten in de verslavingszorg voor opioïdenproblematiek. Volgens het LADIS leverden in 2024 ongeveer 85-90% van gespecialiseerde verslavingszorginstellingen data aan (zie: Meer informatie over de onderzoeken op deze pagina).

Bij het grootste deel van de opioïdencliënten gaat het om heroïneproblematiek

Bij opioïdenproblematiek kan het om verschillende middelen gaan. Er kan sprake zijn van heroïne of methadon problematiek, maar bijvoorbeeld ook om het gebruik van opioïde pijnstillers.

De registratie van het specifieke middel wordt niet bij elke instelling op dezelfde manier gedaan, waardoor het lastig is hier precieze uitspraken over te doen. Wel lijkt het merendeel van de opioïdencliënten gebruikers van heroïne en/of methadon te zijn die een opioïde vervangende behandeling krijgen. In 2024 werd 2.642 keer (33%) heroïne geregistreerd als primaire problematiek, 1.019 keer (13%) werd methadon geregistreerd. Voor nog eens 2.463 cliënten (31%) stond geregistreerd dat zij deelnamen aan een methadonprogramma, zonder het primaire middel aan te geven. Niet alle instellingen hebben hun gegevens over methadonverstrekking aangeleverd en daarnaast vindt methadonverstrekking ook in toenemende mate plaats door apothekers​. Het daadwerkelijke aantal cliënten dat een opioïde vervangende behandeling ontvangt is waarschijnlijk hoger.

Door beperkingen in registratie precieze aantal cliënten met problematiek met pijnstillende opioïden onbekend  

Naast heroïne of methadon bevat de groep opioïdencliënten ook mensen met problematiek rondom opioïde pijnstillers, zoals oxycodon en fentanyl. Vanwege beperkingen in de registratie aan de bron is het niet mogelijk te rapporteren over hoeveel dit er precies zijn.

Bij de registratie van opioïde middelen wordt bij de instellingen nog veel gebruik gemaakt van verzamelcategorieën. Bij 818 (9% van het totaal aantal opioïdencliënten) ging het om niet gespecificeerde synthetische opioïden. Het gaat hier waarschijnlijk voornamelijk om stoornissen in gebruik van opioïde pijnstillers zoals oxycodon en fentanyl. Maar om welke specifieke middelen het in deze groep gaat is niet bekend. Specifieke middelen zoals morfine (2%) of oxycodon (1%) werden nog weinig geregistreerd. Sinds 2023 zien we wel meer registraties van oxycodon en tramadol. Daarnaast werd voor 12% van het totaal aantal opioïdencliënten het primaire middel geregistreerd als “overige opiaten” of “onbekende opiaten”. Ook hier is niet bekend om welke middelen het gaat.

Ongeveer driekwart van de opioïdencliënten zijn mannen

In 2024 was het grootste deel van de cliënten in behandeling in de verslavingszorg voor opioïdenproblematiek man (77%), ongeveer één op de vier was vrouw (23%). Er is in deze cijfers geen onderscheid gemaakt tussen cliënten met heroïneproblematiek en cliënten met problematiek rondom een ander opioïde middel.

Cliënten met opioïdenproblematiek oudste groep binnen de verslavingszorg

In 2024 was de gemiddelde leeftijd van de cliënten in behandeling voor opioïdenproblematiek 51 jaar. Daarmee zijn de opioïdencliënten de oudste groep binnen de verslavingszorg. De meeste cliënten vielen in de leeftijdsgroepen 50-54 jaar en 55-59 jaar. Van alle cliënten in de verslavingszorg heeft de groep opioïdencliënten het hoogste aandeel cliënten boven de 55 (42%).

Bijna alle opioïdencliënten zijn al eens eerder behandeld in de verslavingszorg

In 2024 werd het grote merendeel van de opioïdencliënten (93%) al eens eerder behandeld in de verslavingszorg. Dit lijkt nogmaals te bevestigen dat het hier vooral gaat om een groep heroïne/methadon gebruikers die langdurig in zorg is. Slechts een klein deel (7%) meldde zich in 2024 voor het eerst bij de verslavingszorg.

Meer dan de helft van de opioïdencliënten heeft geen secundaire problematiek

In 2024 had 38% van de primaire opioïdencliënten nog andere verslavingsproblematiek. We noemen dit ook wel secundaire problematiek. Onder primaire opioïdencliënten is cocaïne de meest voorkomende secundaire problematiek (15% van alle primaire opioïdencliënten), gevolgd door een andere opioïde (9%) en alcohol (5%). Opioïden kunnen bij sommige personen zowel het primaire als secundaire probleem zijn, omdat het een verzamelcategorie is. Het kan bijvoorbeeld zowel om heroïne als methadon gaan.  

Mogelijk hebben de opioïdencliënten in de verslavingszorg ook nog andere psychische problemen dan verslaving. Het LADIS verzamelt hier echter niet systematisch gegevens over.

Opioïden als secundaire problematiek vooral bij mensen met ook primaire opioïdenproblematiek

Problematiek met opioïden kan ook voorkomen als secundaire problematiek bij cliënten die voor andere verslavingsproblematiek in behandeling zijn. In totaal ging het in 2024 om 2.454 secundaire opioïdencliënten. Voor cliënten met opioïden als secundaire problematiek was het meest voorkomende primaire middel een andere opioïde (47%), daarna volgden cocaïne (20%) en alcohol (16%). Opioïden kunnen bij sommige personen zowel het primaire als secundaire probleem zijn, omdat meerdere middelen onder deze categorie vallen.

Is het aantal mensen dat wordt behandeld in de verslavingszorg voor opioïdenproblematiek veranderd?

Het aantal primaire opioïdencliënten is gedaald tussen 2015 en 2024

Tussen 2015 en 2024 is het aantal cliënten in behandeling voor primaire opioïdenproblematiek gedaald, van 9.502 in 2015 naar 7.951 cliënten in 2024. In de loop van de jaren zijn er steeds meer instellingen bijgekomen die gegevens aanleveren aan het LADIS (zie: Meer informatie over de onderzoeken op deze pagina). Als we alleen kijken naar de instellingen die gedurende de gehele periode tussen 2015 en 2024 gegevens hebben aangeleverd (de constante instellingen), dan blijft de trend ongeveer hetzelfde. Op de langere termijn is het aantal cliënten met opioïdenproblematiek wel sterk gedaald, in 2006 stonden er in het LADIS meer dan 13.000 cliënten met primaire opioïdenproblematiek geregistreerd.

Tussen 2015 en 2024 is de bevolking van Nederland gegroeid. Om hier rekening mee te houden is ook gekeken naar het aantal cliënten per 100.000 inwoners. Per 100.000 inwoners van 15 jaar en ouder daalde het aantal primaire opioïdencliënten van 68 in 2015 naar 52 in 2024. Bij de constante instellingen zien we een vergelijkbare daling.

Het aandeel opioïdencliënten in de verslavingszorg is gedaald in periode 2015-2024

Het aandeel cliënten met primaire opioïdenproblematiek onder alle cliënten in de verslavingszorg nam licht af van 14% naar 12%. Ook het aandeel opioïdencliënten ten opzichte van alle cliënten in behandeling in de verslavingszorg voor drugs nam af, van 29% naar 23%. Voor deze berekeningen zijn de gegevens van alle deelnemende instellingen meegenomen. 

Het aantal secundaire opioïdencliënten in de periode 2015-2024 bleef stabiel

Het aantal cliënten bij wie opioïdenproblematiek speelde als secundaire problematiek is in de periode 2015-2024 (van 2.458 naar 2.454 cliënten) stabiel gebleven. Ook wanneer er alleen gekeken wordt naar het constante aantal instellingen zien we een soortgelijk beeld.

Opvallend is dat bij cliënten met opioïdenproblematiek als primaire problematiek vaker ook sprake is van opioïden als secundaire problematiek. Het is niet precies duidelijk wat hier de reden van is. Mogelijk gaat het om meer bij-gebruik van andere opioïden of betere registratie hiervan.

Aandeel oudere cliënten met opioïdenproblematiek toegenomen

Het aandeel oudere cliënten met opioïdenproblematiek is tussen 2015 en 2024 toegenomen. Dit wordt vooral zichtbaar in de oudste leeftijdsgroepen. Waar in 2015 nog 9% van de opioïdencliënten boven de 60 waren, was dat in 2024 opgelopen tot 24%. Ook de gemiddelde leeftijd nam toe van 49 naar 51. Het aandeel jonge opioïdencliënten (< 25 jaar) is tussen 2015 en 2024 ongeveer gelijk gebleven. Dit is een indicatie dat het hier gaat om dezelfde ouder wordende groep cliënten die langdurig in zorg is.

Ook op de langere termijn lijken opioïdencliënten steeds ouder te worden. In 2006 was de gemiddelde leeftijd nog 42 jaar. Het aandeel mannen onder cliënten met primaire opioïdenproblematiek is tussen 2015 en 2024 licht gedaald van 81% naar 77%.  

Verdeling opioïdencliënten verschuift

Tussen 2015 en 2024 is de verdeling van opioïdencliënten veranderd. Het aantal heroïnecliënten daalde van 72% in 2015 naar 33% in 2024. In dezelfde periode kwamen er, ondanks beperkte registraties, langzaam meer cliënten met pijnstillers of nieuwe synthetische opioïden problematiek. Voor pijnstillers ging het in 2015 om minder dan 1% van de cliënten, in 2024 was dat er iets meer dan 1%. Voor synthetische opioïden steeg het van 3% naar 8%.

Hoe behandelt de verslavingszorg mensen met opioïdenproblematiek?

De verslavingszorg is onderdeel van de gezondheidszorg. De verslavingszorg helpt mensen die een stoornis hebben in drugs-, alcohol-, of medicatiegebruik, of een gokstoornis of een andere gedragsverslaving. De behandeling van stoornissen in het gebruik van opioïden is gebaseerd op de ‘Multidisciplinaire richtlijn opiaatverslaving’ ​​​[2]​.

Voor de behandeling van stoornissen in het gebruik van opioïden behoren behandelingen met opioïde vervangende middelen (zoals methadon en buprenorfine), aangevuld met Contingency Management tot de meest effectieve interventies. Daarnaast kunnen ook zelfhulpgroepen en informele zorg van belang zijn. Daarnaast is er bewijs dat heroïne op medisch voorschrift ingezet kan worden bij cliënten die onvoldoende profiteren van andere goed uitgevoerde behandelingen ​​[2]​.

Het LADIS

De gegevens over het aantal mensen in behandeling in de verslavingszorg voor medicatieproblematiek zijn afkomstig van het Landelijk Alcohol en Drugs Informatiesysteem (LADIS). Verslavingszorginstellingen leveren gepseudonimiseerde gegevens over hun cliënten aan het LADIS. Tussen 2015 en 2022 konden er geen nieuwe gegevens worden verzameld in verband met een aanscherping van de privacywet. Per 1 juli 2022 is de aanvullende wettelijke grondslag geregeld voor het aanleveren van deze gegevens. Hierna kon de gegevensverzameling van het LADIS weer gestart worden. Vanaf 2023 zijn er weer verschillende rapportages van het LADIS verschenen ​​[1]​​. In 2024 waren er 32 deelnemende verslavingsinstellingen die data leverden aan LADIS. In vergelijking met 2023 zijn er 8 instellingen bijgekomen.

Gegevens over het aantal cliënten in behandeling kunnen informatie geven over (trends in) de hulpvraag en kunnen een indirecte indicator zijn voor trends in problematisch gebruik. Echter zoekt maar een deel van de probleemgebruikers hulp bij de verslavingszorg. Onderzoek laat zien dat mensen die professionele hulp zoeken vaak ernstigere problemen hebben dan mensen die dit (nog) niet doen. Ook hebben ze vaker last van andere bijkomende psychische problemen ​[3,4]​​​.

Beperkingen van het LADIS

Er zijn een aantal factoren die van invloed kunnen zijn op het aantal geregistreerde cliënten in de verslavingszorg. (Nog) niet alle verslavingszorginstellingen leveren gegevens aan het LADIS. De afgelopen jaren zijn er wel steeds meer instellingen bijgekomen. Omdat dit de trends kan beïnvloeden rapporteert het LADIS zowel de trends van alle deelnemende instellingen als uitsluitend van de instellingen die gedurende de gehele periode tussen 2015 en 2024 gegevens hebben aangeleverd. In 2024 werden 15 instellingen aangemerkt als constant leverende instellingen, twee minder dan in 2023. Volgens de ruwe schatting van LADIS levert ongeveer 85-90% van de gespecialiseerde verslavingszorginstellingen gegevens aan. Niet-aangesloten instellingen zijn doorgaans kleiner en bereiken mogelijk een andere doelgroep dan de instellingen die wel gegevens aanleveren. Bij sommige van de deelnemende instellingen is er sprake van onderregistratie. Ook leveren niet alle instellingen de gegevens over het type middel even specifiek aan. Zo gebruiken sommige instellingen nog verzamelcategorieën, zoals “opiaten” of “overige middelen”. Gegevens over specifieke middelen kunnen dus ‘verborgen’ zijn in deze verzamelcategorieën. Daarnaast kunnen mensen ook buiten de verslavingszorg hulp krijgen, bijvoorbeeld bij de reguliere GGZ, in de huisartsenpraktijk, bij vrijgevestigde psychologen of via anonieme eHealth. Tot slot lijkt er sprake van slechts een beperkte capaciteit in de verslavingszorg, zo is er in de afspraken met verzekeraars sprake van een behandelplafond. Wanneer het behandelplafond voortijdig wordt bereikt kunnen behandelingen niet meer worden gedeclareerd. Ook is er in de verslavingszorg een tekort aan personeel.

Er staan ook nog mensen met een hulpvraag op het gebied van middelenproblematiek op een wachtlijst voor hulp in de verslavingszorg. Hoeveel mensen dit precies zijn is niet bekend. De gemiddelde totale wachttijd (vanaf aanmelding tot start behandeling) voor een behandeling voor de diagnosegroep “Middelgerelateerd en verslaving” was volgens de NZa 15 weken in oktober 2024 ​​[5]​​. Momenteel werkt de NZa aan een up-to-date GGZ-wachttijdendashboard, dat naar verwachting eind 2025 wordt gepubliceerd.

Aanvullende informatie

Bronnen

  1. 1.
    D.J. Wisselink, J.B. van der Slink, J.P. Kerssies. Kerncijfers Verslavingszorg 2015-2024. Stichting Informatievoorziening Zorg (IVZ); 2025 p. 1–100.
  2. 2.
    Van den Brink W, Van de Glind G, Schippers G. Multidisciplinaire richtlijn opiaatverslaving. Utrecht: De Tijdstroom; 2013.
  3. 3.
    Van der Pol P, Liebregts N, De Graaf R, D.J. Korf, Van den Brink W, Van Laar M. Facilitators and barriers in treatment seeking for cannabis dependence. Vol. 133, Drug and Alcohol Dependence. 2013. p. 776–80.
  4. 4.
    Tuithof M. Drinking Distilled: onset, course and treatment of alcohol use disorders in the general population. Universiteit van Amsterdam; 2015.
  5. 5.
    Zorgautoriteit N. Informatiekaart Wachttijden en wachtplekken GGZ – oktober 2024 [Internet]. Nederlandse Zorgautoriteit. 2024. Available from: https://puc.overheid.nl/nza/doc/PUC_786033_22/

Hoe te verwijzen

    Nationale Drug Monitor, editie 2025. . . Geraadpleegd op: . Trimbos-instituut, Utrecht & WODC, Den Haag.