HomeOpioïden5.6.3 Incidenten

5.6.3 Incidenten

Hoe vaak komen opioïdengerelateerde gezondheidsincidenten voor?

In het kort: Er is geen landelijk dekkende registratie van drugsgerelateerde incidenten, daardoor weten we niet hoeveel drugsgerelateerde incidenten er in Nederland zijn. Van de geregistreerde drugsgerelateerde incidenten was in 2023 bij ongeveer één op de twintig heroïne/methadon gebruikt en bij ongeveer één op de vijftig werden (semi)synthetische opioïden (oxycodon, tramadol en fentanyl) gebruikt. Bij het merendeel van de opioïdenincidenten werden opioïden als enige drug gebruikt. In 2024 waren er relatief weinig informatieverzoeken bij het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum (NVIC) over heroïne/methadon. Het aantal informatieverzoeken bij het NVIC over synthetische opioïden steeg van 7 in 2023 naar 35 in 2024.

Het exacte aantal drugsgerelateerde incidenten is niet bekend

We weten niet precies hoeveel drugsgerelateerde incidenten er landelijk zijn. We kunnen wel iets zeggen over met welke drugs er relatief vaak incidenten zijn, hoe dit over de jaren heen eventueel veranderd is, wat de aard van de incidenten is en wat de kenmerken zijn van de mensen met een incident.

Bij ongeveer één op de twintig drugsgerelateerde gezondheidsincidenten speelt heroïne/methadon een rol

In 2023 werden er 374 heroïne/methadongerelateerde gezondheidsincidenten geregistreerd bij de Monitor Drugsincidenten (MDI) ​[1]​. Dat is 5% van het totaal aantal geregistreerde drugsincidenten door de MDI.

Uitleg over deze cijfers en meer informatie over de MDI vind je onder het kopje Meer informatie over de onderzoeken op deze pagina.

Bij ongeveer één op de vijftig drugsgerelateerde gezondheidsincidenten spelen (semi)synthetische opioïden een rol

In 2023 werden bij de MDI 146 gezondheidsincidenten geregistreerd die gerelateerd waren aan (semi)synthetische opioïden (oxycodon, tramadol, en fentanyl) ​[1]​. Dat is 2% van het totaal aantal geregistreerde drugsincidenten. Incidenten met nitazenen werden in 2023 niet gemeld.

Uitleg over deze cijfers en meer informatie over de MDI vind je onder het kopje Meer informatie over de onderzoeken op deze pagina.

Bij merendeel van de opioïdenincidenten zijn opioïden als enige drug gebruikt

Bij 67% van de geregistreerde heroïne/methadonincidenten was er sprake van mono-drugsgebruik. Dat betekent dat heroïne/methadon als enige drug is gebruikt. Waar bekend, werd bij 12% van deze incidenten ook het gebruik van alcohol gemeld.

Bij 33% van de geregistreerde heroïne/methadonincidenten was er sprake van polydrugsgebruik. Dat betekent dat bij eenzelfde gelegenheid naast heroïne/methadon, één of meer andere drugs werd gebruikt. De meest gemelde combinaties waren met cocaïne (59%), GHB (16%), basecoke (13%), en/of cannabis (12%). Waar bekend, werd bij 22% van deze incidenten ook alcoholgebruik gemeld.

Bij 80% van de geregistreerde synthetische-opioïdenincidenten was er sprake van mono-drugsgebruik. Dat betekent dat synthetische opioïden als enige drug is gebruikt. Waar bekend, werd bij 15% van deze incidenten ook het gebruik van alcohol gemeld.

Bij 20% van de geregistreerde synthetische-opioïdenincidenten was er sprake van polydrugsgebruik. Dat betekent dat bij eenzelfde gelegenheid naast synthetische opioïden, één of meer andere drugs werd gebruikt. De meest gemelde combinaties waren met cannabis (48%), cocaïne (28%), heroïne (24%), en GHB (17%). Waar bekend, werd bij 31% van deze incidenten ook het gebruik van alcohol gemeld.

Polydrugsgebruik verhoogt de kans op ongewenste en onvoorspelbare effecten, omdat de afzonderlijke middelen elkaars effecten kunnen beïnvloeden. De middelen kunnen elkaars werking bijvoorbeeld versterken of juist tegenwerken. In sommige gevallen kan dit leiden tot levensgevaarlijke situaties of zelfs overlijden.

Bij merendeel van de heroïne/methadonincidenten gaat het om ontwenning, en bij het merendeel van synthetische-opioïdenincidenten gaat het om intoxicaties

Bij 51% van de geregistreerde heroïne/methadonincidenten was er sprake van ontwenning. Veelal ging het om ingesloten arrestanten met verslavingsproblematiek voor wie medische hulp ingeroepen werd na hun arrestatie. Daarnaast volgden intoxicaties (27%) en liepen sommige cliënten letsel op tijdens gebruik (3%). Mogelijk gaat het hierbij om een onderrapportage; bij de behandeling van letsel is het namelijk vaak minder belangrijk of er drugs zijn gebruikt, waardoor hier niet in alle gevallen expliciet naar gevraagd wordt. In 19% van de gevallen was het type incident niet bekend.

Bij 79% van de geregistreerde synthetische-opioïdenincidenten was er sprake van een intoxicatie. Gebruikers hadden hier regelmatig doelbewust een overdosering ingenomen in het kader van een suïcidepoging (56%). Daarna volgden incidenten door ontwenning (17%) en liepen sommige cliënten letsel op tijdens gebruik (1%). In 3% van de gevallen was het type incident niet bekend.

Hoogste aandeel heroïne/methadonincidenten bij forensische diensten, en hoogste aandeel synthetische-opioïdenincidenten bij ambulancediensten

Het hoogste aandeel heroïne/methadonincidenten binnen de medische diensten werd gezien door forensisch artsen (32% van het totaal aantal drugsincidenten binnen deze dienst). Het aandeel heroïne/methadonincidenten bij de forensische dienst lag vóór de COVID-19 pandemie onder de 15%. In 2019 is dit aandeel gestegen naar 20%, en in de afgelopen vier jaar zelfs naar 30%. Bij andere medische diensten zijn heroïne/methadonincidenten maar een klein aandeel van de gemelde incidenten (alle minder dan 5%). Dit aandeel is stabiel gebleven over de jaren. Bij 75% van de heroïne/methadonincidenten binnen de forensische diensten ging het om mono-drugsgebruik, en bij 25% om polydrugsgebruik.

Het grootste aandeel synthetische-opioïdenincidenten binnen de medische diensten werd gezien door ambulancediensten (8% van het totaal aantal drugsincidenten binnen deze dienst). Bij andere medische diensten zijn synthetische opioïden maar een klein aandeel van de gemelde incidenten (minder dan 6%). Omdat incidenten met synthetische opioïden pas vanaf 2018 geleidelijk geregistreerd worden bij de MDI, is het nog niet mogelijk om een trend over de jaren te bepalen. Bij 91% van de synthetische-opioïdenincidenten binnen de ambulancediensten ging het om mono-drugsgebruik, en bij 9% om polydrugsgebruik.

Opioïdencliënten zijn vaak man en ouder dan 40 jaar

Waar bekend, ging het bij het overgrote gedeelte van de incidenten met mono-drugsgebruik van heroïne/methadon om mannen. Het merendeel van de heroïne/methadon cliënten was ouder dan 40 jaar. Heroïne/methadoncliënten die bij de MDI-ziekenhuizen werden gezien hadden, waar bekend, relatief vaak ook alcohol gebruikt.

Waar bekend, ging het bij het overgrote gedeelte van de incidenten met mono-drugsgebruik van synthetische opioïden bij forensische artsen om mannen (70%). Bij ambulances en MDI-ziekenhuizen waren er minder mannelijke patiënten (respectievelijk 34% en 27%). Het merendeel van de synthetische opioïden cliënten is ouder dan 43 jaar. Synthetische opioïdencliënten die bij de MDI-ziekenhuizen en forensisch artsen werden gezien hadden, waar bekend, relatief vaak ook alcohol gebruikt.

Mate van intoxicatie verschilt per medische dienst 

De mate van intoxicatie bij incidenten met heroïne/methadon is bij forensische artsen overwegend mild, waarvan ruim 2 op de 3 gevallen ontwenning betrof. Waar bekend, ging het bij forensisch artsen bij meer dan de helft (69%) van de mono-heroïne/methadonincidenten om lichte intoxicaties. Bij ambulances en MDI-ziekenhuizen ging het, waar bekend, bij de meerderheid om ernstige intoxicaties (respectievelijk 79% en 87%). Echter zijn er minder heroïne/methadon intoxicaties bij ambulances en MDI-ziekenhuizen dan bij forensische artsen.

De mate van intoxicatie bij incidenten met synthetische-opioïden is bij ambulancediensten en MDI-ziekenhuizen overwegend ernstig. Waar bekend, ging het bij ambulancediensten en MDI-ziekenhuizen bij (iets meer dan) de helft (respectievelijk 55% en 50%) van de mono-synthetische-opioïdenincidenten om ernstige intoxicaties. Dit kan gerelateerd worden aan het hoge aantal suïcidepogingen (73% van deze incidenten). Ambulancediensten en MDI-ziekenhuizen zagen ook gevallen van lichte intoxicaties na mono-gebruik van synthetische opioïden (respectievelijk 26% en 33%). Forensisch artsen zagen uitsluitend lichte intoxicaties na mono-gebruik van synthetische opioïden.

De mate van intoxicatie is een (grove) indeling van de ernst van de vergiftiging op basis van het klinische beeld van de cliënt. Deze indeling is gebaseerd op verschillende scores, zoals de EMV en AVPU, en klinische ervaring/expert opinion. De behandelend zorgmedewerker bepaald de mate van intoxicatie, of deze wordt op een later moment vastgesteld op basis van de medische rapportage van de cliënt. De score gaat over het moment waarop de cliënt het meest last had van klachten en/ of complicaties.

Klachten en complicaties die in 2023 veel voorkwamen na mono-drugsgebruik van heroïne/methadon bestonden vaak uit klachten passend bij ontwenning. Bij lichte intoxicaties was dit met name transpireren (13%) en braken/misselijkheid (11% van het aantal mensen waarbij informatie beschikbaar was). Bij matige intoxicaties was er vaak sprake van agressie (68%) en een verlaagd bewustzijn (64%). Bij ernstige intoxicaties was er ook vaak sprake van bewusteloosheid (65%).

Lichte klachten en complicaties die in 2023 veel voorkwamen na mono-drugsgebruik van synthetische opioïden bestonden met name uit braken/misselijkheid (50%), duizeligheid (43%) en verhoogde bloeddruk (hypertensie) (32%). Bij matige intoxicaties was er vaak sprake van desoriëntatie (92%), agressie (92%), en verlaagd bewustzijn (74%). Ernstige complicaties waren vaak bewusteloosheid (64%) en vertraagde ademhaling (bradypneu) (43%).

Hoe vaak zoeken hulpverleners informatie op over opioïden bij het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum?

Relatief weinig informatieverzoeken bij het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum over heroïne/methadon

Het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum rapporteert in principe alleen over de top 10 van drugs en illegale middelen met de meeste telefonische informatieverzoeken. In 2024 kwam heroïne/methadon niet in deze top 10 voor ​[2]​.

Toename in informatieverzoeken over synthetische opioïden

In 2024 waren er 35 telefonische informatieverzoeken over synthetische opioïden. Dit is ongeveer 2% van het totaal aantal informatieverzoeken over drugs en illegale middelen. Het aantal informatieverzoeken over synthetische opioïden is toegenomen vergeleken met 2023, toen waren er 7 informatieverzoeken. Ruim driekwart (27) van deze informatieverzoeken ging over O-desmethyltramadol (O-DSMT). Daarnaast gingen 3 informatieverzoeken over nitazenen, zie voor meer informatie de pagina over incidenten met NPS.

Registratie van drugsgerelateerde incidenten

De Monitor Drugsincidenten (MDI) houdt sinds 2009 jaarlijks gegevens bij over acute gezondheidsincidenten als gevolg van drugsgebruik in Nederland ​[1]​. De informatie wordt verzameld via verschillende medische diensten, waaronder SEH-afdelingen van ziekenhuizen, ambulancediensten, forensisch artsen en EHBO-posten op grootschalige evenementen. De MDI werkt met zeven peilstationregio’s: Amsterdam, Rotterdam, Brabant Zuidoost, Gelderland-Midden, Gelderland-Zuid, Twente en Groningen. Daarnaast melden enkele instanties buiten deze regio’s incidenteel ernstige incidenten of sterfgevallen.

Hoewel de MDI waardevolle inzichten biedt in de aard en ernst van acute drugsincidenten, is de monitor niet landelijk dekkend. Hierdoor is zij minder geschikt om een volledig beeld te geven van het totale aantal incidenten in Nederland. De gekozen regio’s zijn informatief om trends in drugsgebruik te signaleren. Het aantal deelnemende instellingen is in de loop der jaren gegroeid, al zijn enkelen (tijdelijk) wegens omstandigheden niet in staat geweest om gegevens aan te leveren wegens verandering in hun registratiesysteem of personele onderbezetting. Dit leidt tot fluctuaties in het absolute aantal gemelde incidenten. Om die reden rapporteert de MDI bij voorkeur in percentages in plaats van absolute aantallen.

Een belangrijk aandachtspunt bij de interpretatie van de cijfers is dat het bij het merendeel van de meldingen gaat om zelfrapportage of vermoedens van gebruik. Dit betekent dat de gebruikte drug vaak wordt aangegeven door de betrokkene zelf, door omstanders, of wordt afgeleid uit het klinische beeld of aangetroffen parafernalia. Drugsincidenten worden bijna nooit toxicologisch onderzocht. Dit betekent dat er geen laboratoriumtests zijn uitgevoerd om de aanwezigheid van specifieke stoffen te bevestigen. Hierdoor blijft het onzeker welke stof het incident heeft veroorzaakt.

Tot slot verschilt de volledigheid van de gegevens per casus, afhankelijk van hoe gedetailleerd de variabelen in de medische dossiers zijn vastgelegd. Ondanks deze beperkingen biedt de MDI een verdiepend beeld van de acute gezondheidsproblemen die kunnen optreden na het gebruik van verschillende soorten drugs.

Informatieverzoeken van hulpverleners bij het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum

Het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum (NVIC) registreert informatieverzoeken van artsen en hulpverleners over de mogelijke gezondheidseffecten en behandeling van acute vergiftigingen. Het NVIC is onderdeel van het Universitair Medisch Centrum Utrecht (UMC Utrecht) en is 24 uur per dag telefonisch bereikbaar. De meeste drugsgerelateerde telefonische informatieverzoeken gaan over cliënten die in aanraking zijn gekomen met een middel: een blootstelling. Een blootstelling leidt niet altijd tot vergiftigingsverschijnselen, het gaat dus om een mogelijke/potentiële vergiftiging.

Hulpverleners kunnen ook via de website www.vergiftigingen.info toxicologische informatie van een stof of product opzoeken. Er kan a) een ernstberekening worden uitgevoerd voor een individuele patiënt, b) een stofmonografie worden ingezien of c) therapieteksten en behandelprotocollen worden geraadpleegd. Bij het uitvoeren van een ernstberekening vult de hulpverlener een aantal gegevens in op de site. Op basis van de ingevoerde gegevens wordt teruggekoppeld of er vermoedelijk sprake is van een lichte intoxicatie (tekst: behandeling meestal niet nodig), een matige intoxicatie (tekst: ziekenhuisobservatie, behandeling vaak nodig) of een ernstige intoxicatie (tekst: mogelijk levensbedreigend).

Het aantal telefonische informatieverzoeken en ernstberekeningen geven geen informatie over het daadwerkelijke aantal blootstellingen of vergiftigingen. Ook de mate waarin de hulpverleners kennis hebben (opgebouwd) over het middel zal van invloed zijn op het aantal informatieverzoeken. De website kan bovendien niet alleen worden gebruikt bij daadwerkelijke blootstellingen, maar ook voor oriëntatie of bijscholing. Daarnaast bestaat in Nederland geen meldingsplicht voor acute vergiftigingen.

Aanvullende informatie

Bronnen

  1. 1.
    Meijer-Sellies A, Hutten N, Schürmann L, Valkenberg H, Croes E, Smit-Rigter L. Monitor Drugsincidenten: Jaarraportage 2023. Utrecht: Trimbos-instituut; 2025.
  2. 2.
    Visser CC, Nugteren-van Lonkhuyzen JJ, Mulder-Spijkerboer HN, Van Velzen AG, De Lange DW, van Riel AJHP. Acute vergiftigingen bij mens en dier: NVIC Jaaroverzicht 2024: NVIC Rapport 01/2025. Utrecht: Nationaal Vergiftigingen Informatiecentrum (NVIC), Divisie Vitale Functies, Universitair Medisch Centrum Utrecht; 2025.

Hoe te verwijzen

    Nationale Drug Monitor, editie 2025. . . Geraadpleegd op: . Trimbos-instituut, Utrecht & WODC, Den Haag.