HomeAlcohol11.4.2 Risicovol en schadelijk alcoholgebruik

11.4.2 Risicovol en schadelijk alcoholgebruik

Snel naar:

Deze paragraaf beschrijft gegevens over de aard en omvang van problematisch gebruik van alcohol, afkomstig uit verschillende nationale en internationale studies. Ook zijn resultaten opgenomen uit registraties en surveyonderzoeken onder specifieke doelgroepen (zoals jongeren en jongvolwassenen, ouderen en uitgaanders).

Sinds 2016 worden in het landelijk bevolkingsonderzoek LSM-A, tweejaarlijks gegevens verzameld over risicovol en schadelijk alcoholgebruik. Hiervoor wordt de AUDIT gebruikt, een kort screeningsinstrument bestaande uit 10 vragen. Drie vragen informeren naar alcoholconsumptie en de overige zeven vragen naar voorvallen rond alcoholgebruik zoals ‘hoe vaak was u niet in staat om de dingen te doen die normaal van u verwacht worden’ en ‘hoe vaak bent u zelf of iemand anders ooit gewond geraakt doordat u gedronken had’. Op basis van de totaalscore worden vier ernstcategorieën onderscheiden (geen/laag risico, matig risico, hoog risico en alcohol afhankelijkheid, zie voor een nadere toelichting bijlage A2). Tussen 2016 en 2018 is de vraagstelling door het CBS iets aangepast waardoor de vergelijking van 2016 met latere metingen geen zuivere trend vormt, maar wel een indicatie geeft van eventuele veranderingen (vergelijkingen met 2016 zijn niet getoetst op significantie).

Definitie problematisch gebruik

De term problematisch middelengebruik kent geen uniforme en overeengekomen definitie (zie bijlage D). Bij de verschillende definities die in onderzoek en praktijk worden gehanteerd staat echter het volgende aspect centraal, namelijk een gebruikspatroon dat leidt tot lichamelijke, psychische of sociale problemen. In de DSM-IV werd nog onderscheid gemaakt tussen alcoholmisbruik en alcoholafhankelijkheid (‘verslaving’), in de DSM-5 zijn deze samengevoegd tot één diagnose: ‘stoornis in het gebruik van middelen’. Er is sprake van een stoornis in het gebruik van alcohol (hierna: alcoholstoornis) als iemand een patroon van problematisch alcoholgebruik heeft. Dit blijkt dan uit het voldoen aan twee of meer kenmerken uit een lijst van 11, die binnen een periode van een jaar optreden. Zie ook bijlage B13.

Naast de DSM worden er in algemene bevolkingsonderzoeken screeningsinstrumenten gebruikt om problematisch alcoholgebruik te meten. Een veelgebruikt instrument hiervoor is de AUDIT (zie bijlage A2), deze is sinds 2016 opgenomen in de LSM-A. In aanvulling op deze informatie worden er in verschillende studies gegevens verzameld die eveneens zicht kunnen geven op (veranderingen in) problematisch gebruik. Dit betreft bijvoorbeeld het aantal jongeren dat vanwege alcoholgebruik wordt opgenomen op een alcohol-poli van een ziekenhuis of het aantal uitgaanders dat zelf vindt dat ze te veel alcohol drinken. Ook deze gegevens zijn indicatief voor problematisch alcoholgebruik.

Bij problematisch alcohol gebruik staan, zoals hierboven beschreven, de gevolgen ervan centraal en niet de hoeveelheid alcohol die is gedronken. Cijfers over de gebruikspatronen, zoals overmatig en zwaar drinken worden daarom elders beschreven (§ 11.2.2). Als het gaat om jongeren onder de 18 jaar, wordt in het Nationaal Preventie Akkoord (NPA) elk alcoholgebruik als problematisch gedefinieerd. Onder meer omdat alcohol de ontwikkeling van de hersenen lijkt te kunnen verstoren ​[1]​​. Jongeren drinken ook vaak grote hoeveelheden alcohol per gelegenheid, bijvoorbeeld tijdens het uitgaan (‘binge drinken’). Cijfers over de gebruikspatronen onder jongeren, waaronder ‘binge drinken’ worden beschreven in § 11.3.3.

Riskant alcoholgebruik volgens de AUDIT (Alcohol Use Disorder Identification Test)

Met de AUDIT kan worden vastgesteld hoeveel mensen een verhoogd risico hebben op risicovol of schadelijk alcoholgebruik of op een stoornis in het gebruik van alcohol (hierna: alcoholstoornis).

  • In 2022 liep 13,5% van alle volwassenen in Nederland van 18 jaar en ouder (inclusief de niet-drinkers) een verhoogd risico op risicovol of schadelijk alcoholgebruik of op een alcoholstoornis. Dit is hoger dan bij de vorige meting in 2020 (11,9%), maar op hetzelfde niveau als in 2018 en 2016.
  • Onder de volwassenen die in het afgelopen jaar alcohol dronken was in 2022 bij 15,0% van de volwassenen sprake van een matig risico; bij 1,4% van een hoog risico en bij 0,8% waren er aanwijzingen voor een alcoholstoornis. De overige 82,8% had geen of een laag risico op risicovol of schadelijk alcoholgebruik (zie onderstaande figuur).
  • In 2022 is vergeleken met 2020 het percentage drinkers met geen of een laag risico op risicovol of schadelijk drinken iets afgenomen (van 84,8% in 2020 naar 82,8% in 2022) en met een matig risico iets toegenomen (van 13,3% in 2020 naar 15,0% in 2022). Het percentage drinkers met een hoog risico of aanwijzingen voor een alcoholstoornis bleef tussen 2020 en 2022 ongeveer gelijk.
  • Onder de volwassenen die het afgelopen jaar alcohol dronken, dronken mannen vaker risicovol of schadelijk dan vrouwen: mannen hebben vaker een matig en hoog risico op risicovol of schadelijk drinken en er is vaker sprake van aanwijzingen voor een alcoholstoornis.
  • Onder alcoholgebruikers in de leeftijdscategorie 18-29 jaar is het percentage risicovolle of schadelijke drinkers hoger dan in de oudere leeftijdsgroepen.
  • Onder de drinkers is het percentage dat geen of een laag risico heeft op risicovol of schadelijk drinken het grootst onder de laagopgeleiden.

Problematisch alcoholgebruik onder 50-plussers

  • In het Nationaal Preventie Akkoord (NPA) worden 50-plussers aangemerkt als één van de groepen waarvoor extra aandacht moet zijn als het gaat om problematisch alcoholgebruik. De gevoeligheid voor de schadelijke effecten van alcohol neemt namelijk toe naarmate mensen ouder worden.

Meer informatie over gezondheidsrisico’s van alcoholgebruik bij 50-plussers op Expertisecentrum Alcohol.

  • Cijfers uit 2020 (LSM-A) laten zien dat van de 50-64-jarigen 11,4% een matig of hoger risico heeft op problematisch alcoholgebruik (volgens de AUDIT-score; zie figuur). Dit is iets lager dan onder de 40-49-jarigen (13,7%) en duidelijk lager dan onder de jongere leeftijdsgroepen. Onder de oudere leeftijdsgroepen neemt het percentage verder af, naar 10,6% onder de 65-74-jarigen en 5,8% onder 75-plussers.
  • Cijfers uit 2015 lieten zien dat in de huisartsenpraktijk problematisch alcoholgebruik (chronisch alcoholmisbruik of acuut alcoholmisbruik/intoxicatie) net iets vaker onder 55-plussers (0,85%) werd vastgesteld dan onder jongere volwassenen (0,67%) ​[2]​.
  • Huisartsen registreerden in 2015 in de groep 55-64-jarigen meer problematisch alcoholgebruik dan in 2010 (van 0,98% in 2010 naar 1,13% in 2015). Onder 65-plussers was er geen verandering ​[2]​​.
  • Bij de cijfers afkomstig uit de huisartsenregistratie moet worden opgemerkt dat er vermoedelijk sprake is van een onderschatting. Onderzoek laat namelijk zien dat huisartsen problematisch alcoholgebruik bij hun patiënten vaak niet herkennen en/of registreren ​[3]​​.
  • Alcoholproblematiek bij 55-plussers hangt onder meer samen met eenzaamheid, stressfactoren (ziekte, mantelzorg, overlijden, scheiding), genetische aanleg, beschikbaarheid van alcohol, onvoldoende kennis over alcohol en het ontbreken van een dagstructuur. Ook speelt mee dat ouderen slechts beperkt door hulpverleners en mensen in de omgeving worden aangesproken op hun alcoholgebruik ​[2]​​.

Problematisch alcoholgebruik onder jongeren en jongvolwassenen

  • Zoals eerder beschreven, blijkt uit landelijk onderzoek onder volwassenen, dat het percentage alcoholstoornissen (§ 11.4.1), risicovol en schadelijk drinken en zwaar en overmatig drinken (§ 11.2.2) het hoogst is onder jongvolwassenen (18-24 jaar).
  • Voor jongeren onder de 18 jaar zijn in Nederland geen cijfers beschikbaar over de omvang van alcoholstoornissen.
  • Gegevens over schadelijke gebruikspatronen onder jongeren onder de 18 jaar zoals ‘binge drinken’ en dronkenschap worden beschreven in § 11.3.3.
  • Registratiegegevens over het aantal jongeren dat met een alcoholintoxicatie in het ziekenhuis beland en door een kinderarts wordt gezien, geven ook een indicatie van (trends in) problematisch gebruik. Deze gegevens worden beschreven in § 11.6.4.
  • TRAILS (TRacking Adolescents’ Individual Lives Survey), een langlopend longitudinaal onderzoek onder jongeren en jongvolwassenen in Noord-Nederland, laat zien dat in 2019 18,4% van de jongvolwassenen (18-20 jaar) in het afgelopen jaar voldeed aan de DSM-IV criteria voor alcoholmisbruik en 2,5% aan de criteria voor alcoholafhankelijkheid (zie ook § 11.4.1) .
  • Vergeleken met andere psychische stoornissen (aandachts- en gedragsstoornissen, angst- en stemmingsstoornissen) bleken alcohol- (en ook drugsafhankelijkheid) zich relatief laat te ontwikkelen, namelijk vanaf ongeveer 14-jarige leeftijd ​​[4]​​.
  • Het hebben van tenminste één praktiserend gelovige ouder was een sterke beschermende factor voor de samengenomen maat middelenafhankelijkheid (dit betrof alcohol en van de drugs vooral cannabis). Een lagere sociaaleconomische status was een risicofactor voor middelenafhankelijkheid. Alle andere onderzochte factoren (geslacht, etniciteit, gezinssamenstelling en mate van stedelijkheid van de woonplaats) toonden een zwak en niet significant verband met middelenafhankelijkheid ​[5]​. Zie voor een uitgebreidere beschrijving van de bevindingen uit TRAILS het Jaarbericht 2019.

Uitgaande jongeren

  • Jongeren die uitgaan drinken vaak veel (gemiddeld 12,3 glazen op een uitgaansavond, inclusief indrinken) ​​[6]​​. Dit heeft in het afgelopen jaar volgens 21% van de respondenten van Het Grote Uitgaansonderzoek geresulteerd in verzuim van werk of studie.
  • Ongeveer de helft (52%) van de uitgaanders die alcohol gebruiken vindt zelf dat ze te veel en/of te vaak gebruiken. Ongeveer één derde (34%) zou willen minderen en 4% zou willen stoppen ​​[6]​​.

Aanvullende informatie

Bronnen

  1. 1.
    de Goede J, Mark-Reeuwijk K, Braun K, Le Cessie S, Durston S, Engels R, et al. Alcohol and Brain Development in Adolescents and Young Adults: A Systematic Review of the Literature and Advisory Report of the Health Council of the Netherlands. Vol. 12, Advances in nutrition (Bethesda, Md.). 2021.
  2. 2.
    Veerbeek M, Heijkants C, Willemse B. Alcoholgebruik onder 55-plussers. Utrecht: Trimbos-instituut; 2017.
  3. 3.
    Abidi L, Oenema A, van den Akker M, Mheen D. Do general practitioners record alcohol abuse in the electronic medical records? A comparison of survey and medical record data. Vol. 34, Current Medical Research and Opinion. 2018. p. 1–11.
  4. 4.
    Ormel J, Raven D, Van OF, Hartman CA, Reijneveld SA, Veenstra R, et al. Mental health in Dutch adolescents: a TRAILS report on prevalence, severity, age of onset, continuity and co-morbidity of DSM disorders. Vol. 45, Psychol Med. 2015. p. 345–360.
  5. 5.
    Ormel J, Oerlemans AM, Raven D, Laceulle OM, Hartman CA, Veenstra R, et al. Functional outcomes of child and adolescent mental disorders. Current disorder most important but psychiatric history matters as well. Vol. 47, Psychol Med. 2017. p. 1271–1282.
  6. 6.
    Monshouwer K, Van Miltenburg CJA, Van Beek RJJ, Den Hollander W, Schouten F, Blankers M, et al. Het Grote Uitgaansonderzoek 2020: Uitgaanspatronen, middelengebruik, gezondheid en intentie tot stoppen of minderen onder uitgaande jongeren en jongvolwassenen. Utrecht: Trimbos-instituut; 2021.

Hoe te verwijzen

    Nationale Drug Monitor, editie 2024. . . Geraadpleegd op: . Trimbos-instituut, Utrecht & WODC, Den Haag.