HomeBijlagenA2. Leefstijlmonitor-aanvullend (LSM-A Middelen)

A2. Leefstijlmonitor-aanvullend (LSM-A Middelen)

Methode

Gegevens uit de Gezondheidsenquête worden gezien als de primaire bron voor de kerncijfers over middelengebruik. De aanvullende modules van de Leefstijlmonitor (LSM-A Middelen) dienen als aanvulling op de Gezondheidsenquête (GE; zie bijlage A1). In 2016 werd voor het eerst de tweejaarlijkse aanvullende module middelen van de Leefstijlmonitor (LSM-A Middelen) uitgevoerd. In de LSM-A Middelen wordt het gebruik van meer middelen uitgevraagd, waaronder ketamine en ADHD-medicatie, en er worden verdiepende vragen gesteld over het middelengebruik (zoals de frequentie van gebruik, wijze van aankoop, aan middelen gerelateerde gezondheidsproblemen en hulpzoekgedrag). Aangezien het hier om een verdiepende module gaat, is er een overlap in gestelde vragen, maar de volgorde van vragen en de exacte formulering wijkt soms af van de Gezondheidsenquête (GE). Een uitgebreide onderzoeksbeschrijving is te vinden op de website van de Leefstijlmonitor. Voor zowel de GE als de LSM-A Middelen worden de gegevens gedurende het hele jaar verzameld.

Steekproef en gegevensverzameling

De steekproef van personen wordt getrokken uit de Basisregistratie Personen (BRP). De afname van de vragenlijsten vindt verspreid van januari tot en met december van het jaar plaats. Deelnemers krijgen eerst een uitnodiging om de vragenlijst via internet in te vullen (CAWI). Wanneer zij hier niet op reageren, worden zij uitgenodigd voor een face-to-face interview (CAPI) of een telefonisch interview (CATI). De GE past geen telefonische herbenadering toe, zie hieronder bij ‘Vergelijking LSM-A Middelen en Gezondheidsenquête’.

Gemiddeld is het responspercentage op 40-60%. Het aantal respondenten per onderzoeksjaar bedraagt ongeveer 10.000. Voor een uitgebreid respons overzicht zie de documentatie dataverzameling.

Groepen in de volwassen bevolking

Groepen worden beschreven op basis van geslacht, leeftijd, opleidingsniveau, herkomst en stedelijkheid (zie bijlage A1 voor meer informatie).

Weging

Om er voor te zorgen dat de steekproef een goede afspiegeling is van de gehele Nederlandse populatie, is de netto steekproef gewogen op de kenmerken geslacht, leeftijd, herkomst, burgerlijke staat, stedelijkheid, provincie, landsdeel, huishoudgrootte, inkomen, vermogen, enquêteseizoen en, met ingang van 2018, doelgroep (zie ook bijlage A1, ‘Doelgroepgerichte herbenadering vanaf 2018’).

Doelgroepgerichte herbenadering

In 2020 is voor het eerst gebruik gemaakt van een aangepaste herbenaderingsstrategie (zoals in de GE, zie bijlage A1). De doelgroepen voor de LSM-A Middelen zijn bepaald op basis van de kans dat iemand respondeert gebaseerd op achtergrondkenmerken leeftijd, inkomen en migratieachtergrond. Voor de LSM-A Middelen 2020 werden er in totaal 12 doelgroepen vastgesteld. Het effect van de aangepaste methode (of er een trendbreuk is) kon echter niet zuiver worden vastgesteld, omdat er (door corona) twee fouten zijn gemaakt bij de dataverzameling (zie Nationale Drug Monitor 2021 voor meer informatie).

Vergelijking LSM-A Middelen en Gezondheidsenquête

Zoals eerder vermeld zijn de cijfers uit de Gezondheidsenquête leidend voor het bepalen van de prevalenties en trends die vermeld worden in de Nationale Drug Monitor. Hoewel beide steekproeven een representatieve groep uit de bevolking vertegenwoordigen, zijn er methodologische verschillen in de wijze van dataverzameling, in de vragenlijst en in methode van interview, die zouden kunnen bijdragen aan verschillen in resultaten. De LSM-A Middelen en de Gezondheidsenquête moeten daarom worden beschouwd als twee afzonderlijke onderzoeken die elkaar aanvullen. Hieronder wordt specifiek ingegaan op de verschillen tussen beide onderzoeken:

Oversampling

In de LSM-A Middelen is de steekproeftrekking voor 20-35 jarigen opgehoogd. Dit betekent dat er uit die leeftijdsgroep meer mensen worden benaderd om een betere afspiegeling van deze leeftijdsgroep te krijgen in de steekproef. Het gaat hier echter om een leeftijdsgroep waarin drugsgebruik doorgaans relatief vaker voorkomt. Hierdoor zijn er ook meer respondenten die ook de vervolgvragen over drugsgebruik beantwoorden, zodat dit gedrag in meer detail onderzocht kan worden. Door weging is vervolgens voor deze ‘oversampling’ gecorrigeerd. In de GE vindt geen ophoging plaats

Waarnemingsmethode

Zowel de GE als de LSM-A Middelen hebben een mixed-method design. Dit betekent dat in beide onderzoeken de vragenlijst op verschillende manieren wordt afgenomen. In de GE worden de interviews via internet (CAWI) of via een persoonlijk interview (CAPI) afgenomen. Dit wordt bedoeld met waarnemingsmethode. In de LSM-A Middelen kan bij uitblijvende reactie, naast CAPI, ook worden overgestapt op een derde manier om de vragenlijst af te nemen, namelijk een telefonisch interview (CATI; zie hierboven).

Uitdunning

In de GE 2014-2016 werd iedere respondent uitgenodigd voor een interview via internet (CAWI). Bij non-respons werd de respondent opnieuw benaderd voor een persoonlijk interview (CAPI). Er vond hier geen uitdunning plaats (iedereen werd uitgenodigd). In GE 2017 vond er een (aselecte) uitdunning van ongeveer 10% plaats. Vanaf GE 2018 is deze benaderingswijze aangepast naar uitdunning via een doelgroepgerichte benadering (zie Bijlage A1). Het idee hierachter is dat de uiteindelijke respons hiermee een betere afspiegeling is van de bevolking op basis van achtergrondkenmerken. De doelgroepen zijn vooraf bepaald op basis van achtergrondkenmerken zoals leeftijd, inkomen en migratieachtergrond.

In de LSM-A Middelen 2016 en 2018 vond uitdunning en een simpele doelgroepgerichte benadering plaats. Met uitzondering van personen met een niet-westerse migratieachtergrond, wordt 40% van de steekproef uitgedund na uitnodiging voor CAWI. Dat betekent dat 60% van de mensen met een Westerse achtergrond die niet hebben gereageerd op CAWI wordt benaderd voor CATI of CAPI.

Vanaf 2020 vindt ook de doelgroepgerichte herbenadering plaats. De samenstelling van de doelgroepen wordt gedaan op basis van dezelfde achtergrondkenmerken als bij de doelgroepen voor de GE (zie bijlage A1).

Beloning

Er werd in de GE 2014-2017 geen beloning gegeven. Vanaf GE 2018 wordt een iPad verloot. Voor LSM-A Middelen wordt bij de eerste uitnodiging een cadeaubon ter waarde van 5 euro gegeven.

Vraagstellingen

In de GE worden de belangrijkste vragen gesteld die dienen voor cijfer op indicatoren. In de LSM-A middelen zijn deze vraagstellingen zoveel mogelijk gelijk, maar dienen als opstapvraag voor verdiepende vragen. De prevalenties (van personen van 18 jaar en ouder) zijn voor een aantal belangrijke indicatoren uit de LSM-A Middelen en GE met elkaar vergeleken. Zie onderstaande rapporten voor verschillen in vraagstelling en vergelijkingen in resultaten met overeenkomstige vraagstellingen:

Weegfactor

De weegfactor voor GE en LSM-A Middelen verschilt op de variabele leeftijd. In de LSM-A Middelen 2016 werden 19 leeftijdsgroepen gebruikt, tegenover 16 in de GE. Vanaf 2018 ging het om 16 leeftijdsgroepen, maar de indeling is anders dan de weegfactor van de GE. De weegfactor voor GE 2014-2017 is hetzelfde. Sinds 2018 is de weegfactor voor de GE uitgebreid met de variabele doelgroep, ter correctie voor de doelgroepgerichte benadering. Zie onderstaande rapportages over de weging van LSM-A Middelen voor meer informatie:

Meer informatie over de verschillen tussen de LSM-A Middelen en de GE is te vinden op de website van het RIVM.

Data-analyses: trendgegevens en verschillen tussen groepen

  • In de NDM worden gebruiksprevalenties van middelen, trends in middelengebruik en verschillen tussen groepen gebruikers beschreven.
  • De prevalenties (zoals het percentage gebruikers ooit in het leven, in het afgelopen jaar of de afgelopen maand) zijn bepaald op basis van tenminste eenmaal gebruik van het middel in de betreffende periode.
  • De kernprevalenties van de laatste meting worden daarnaast vergeleken met de uitkomsten van eerdere LSM-onderzoeken uitgevoerd sinds 2016.
  • De cijfers over middelengebruik zijn ook uitgesplitst naar geslacht, leeftijd, opleidingsniveau, herkomst en stedelijkheid.

Verschillen over tijd of tussen groepen worden bepaald aan de hand van een Chi-kwadraat toets voor kruistabellen, zonder Bonferroni correctie voor het aantal toetsen. We spreken pas van een toename of afname in gebruik (of verschil tussen groepen), indien dit statistisch significant is. Voor de bepaling van een significant verschil wordt een p-waarde kleiner dan 0.05 aangehouden. Zie § 1.3 voor meer informatie over de duiding van statistische significantie bij gegevens die afkomstig zijn van een steekproef uit de algemene volwassen bevolking.

Problematisch cannabis- & alcoholgebruik

In de LSM-A Middelen zijn aan laatste-jaar-gebruikers van cannabis de vragen uit de Cannabis Abuse Screening Test (CAST) voorgelegd. Bij gebrek aan onderzoek met een uitgebreid diagnostisch instrument (zoals in NEMESIS-3), geeft deze korte vragenlijst een indicatie van problematisch cannabisgebruik in de bevolking. De CAST bestaat uit 6 vragen over de afgelopen 12 maanden, met de antwoord opties nooit, zelden, af en toe, best vaak, of heel vaak:

Wilt u bij de volgende voorvallen aangeven hoe vaak u hiermee te maken heeft gehad in de afgelopen 12 maanden?

Hoe vaak in de afgelopen 12 maanden…
…heeft u cannabis gebruikt voor de middag?
heeft u cannabis gebruikt terwijl u alleen was?
… heeft u geheugenproblemen gehad als u cannabis gebruikt?
… hebben uw vrienden of familie u verteld dat u minder cannabis zou moeten gebruiken of dat u zou moeten stoppen?
… heeft u geprobeerd om te stoppen met cannabis zonder dat het lukte?
… heeft u problemen gehad door uw cannabisgebruik?

De totale score op de CAST kan variëren van 0-6 en wordt berekend door bij vraag 1 en 2 het antwoord ‘best vaak’ en ‘heel vaak’ 1 punt te scoren, en bij de rest van de vragen alle antwoorden behalve ‘nooit’. Bij een totaal score van 2 of hoger spreken we van een positieve score op de CAST, hetgeen een indicator is van een stoornis in het gebruik van cannabis. Deze resultaten moeten met voorzichtigheid worden geïnterpreteerd, omdat het hier niet om een klinische diagnose gaat.

Ook is in de LSM-A Middelen is onder laatste-jaar-gebruikers van alcohol een vragenlijst afgenomen om personen met riskante en schadelijke patronen van alcoholgebruik te identificeren (Alcohol Use Disorders Identification Test, AUDIT). Deze screener is ontworpen door de World Health Organization (WHO) om een indicatie te geven van problematisch alcoholgebruik in de bevolking. De AUDIT bestaat uit 10 vragen over de afgelopen 12 maanden. Een totaalscore van de AUDIT kan variëren tussen 0-40 en een score van 8 of meer is in de klinische praktijk een indicatie voor verder diagnostisch onderzoek. Daarnaast worden op basis van de totaalscore ook 4 ernstcategorieën gedefinieerd: geen/laag risico (0-7); matig risico (8-16); hoog risico (17-19); alcohol afhankelijkheid (≥20).

Meer informatie over de Leefstijlmonitor (LSM) is te vinden op de website van het RIVM.

Aanvullende informatie

Hoe te verwijzen

    Nationale Drug Monitor, editie 2024. . . Geraadpleegd op: . Trimbos-instituut, Utrecht & WODC, Den Haag.