NPS
HomeNPS8.2 Gebruik: volwassenen

8.2 Gebruik: volwassenen

8.2.1 NPS-gebruik onder volwassenen

Hoeveel volwassenen gebruiken nieuwe psychoactieve stoffen?

In het kort: In 2024 had 1,6% van de Nederlandse volwassenen van 18 jaar en ouder in het laatste jaar 3-MMC gebruikt, 0,9% gebruikte 4-MMC en 0,6% gebuikte 2C-B. Het gebruik van andere NPS komt bijna niet voor. Vooral mannen, jongvolwassenen, hbo- of universitair opgeleiden en volwassenen in (zeer) stedelijke gebieden gebruiken 3-MMC en 2C-B. Voor 4-MMC geldt hetzelfde, alleen is er geen verschil tussen mannen en vrouwen.

Snel naar:
3-MMC
4-MMC
2C-B
Andere NPS

Ongeveer één op de zestig volwassenen gebruikte in het laatste jaar 3-MMC

In 2024 had 1,6% van de Nederlandse volwassenen van 18 jaar en ouder in het laatste jaar 3-MMC gebruikt. Dat zijn ongeveer 230 duizend volwassenen. Daarnaast gebruikte 3,1% 3-MMC ooit in het leven en 0,7% deed dit in de laatste maand.

Ongeveer 1% van de volwassenen gebruikte in het laatste jaar 4-MMC

In 2024 had 0,9% van de Nederlandse volwassenen van 18 jaar en ouder in het laatste jaar 4-MMC gebruikt. Dat zijn ongeveer 110 duizend volwassenen. Daarnaast gebruikte 1,8% 4-MMC ooit in het leven en 0,3% deed dit in de laatste maand.

Minder dan 1% van de volwassenen gebruikte in het laatste jaar 2C-B

In 2024 had 0,6% van de Nederlandse volwassenen van 18 jaar en ouder in het laatste jaar 2C-B gebruikt. Dat zijn ongeveer 90 duizend volwassenen. Daarnaast gebruikte 2,6% 2C-B ooit in het leven en 0,1% deed dit in de laatste maand.

Gebruik van 6-APB, synthetische cannabinoïden, MXE of 4-FA komt bijna niet voor onder volwassenen

In 2024 had 0,1% of minder van de Nederlandse volwassenen van 18 jaar en ouder in het laatste jaar 6-APB, synthetische cannabinoïden, MXE of 4-FA gebruikt. We weten niet hoeveel volwassenen andere NPS gebruiken, maar waarschijnlijk zijn dat er heel weinig.

Het aantal gebruikers van 6-APB, synthetische cannabinoïden, MXE of 4-FA in het laatste jaar in de steekproef is te klein om uitsplitsingen te maken naar geslacht, leeftijd, opleiding, herkomst en stedelijkheid.

Meer mannen dan vrouwen gebruiken 3-MMC en 2C-B

Het percentage volwassenen dat in het laatste jaar 3-MMC heeft gebruik is in 2024 hoger onder mannen (2,2%) dan onder vrouwen (1,0%). Dit geldt ook voor het gebruik ooit in het leven. Voor 2C-B zien we eenzelfde patroon.

Het gebruik van 4-MMC in het laatste jaar verschilt niet tussen mannen en vrouwen. Het gebruik ooit in het leven is wel hoger onder mannen dan onder vrouwen.

Gebruik van 3-MMC, 4-MMC en 2C-B komt het meest voor onder jongvolwassenen

Het gebruik van 3-MMC is in 2024 het hoogst onder jongvolwassenen, daarna neemt het gebruik af met de leeftijd. Dit geldt ook voor het gebruik ooit in het leven. Ter illustratie: onder 18-29-jarigen heeft 6,3% in het laatste jaar 3-MMC gebruikt, tegenover 1,3% van de 30-49-jarigen en 0,1% van de 50-plussers.

Voor 4-MMC en 2C-B zien we eenzelfde patroon.

3-MMC- en 4-MMC-gebruikers zijn gemiddeld 27 jaar oud; 2C-B-gebruikers zijn gemiddeld 29 jaar

In 2024 was de gemiddelde leeftijd van de volwassenen die in het laatste jaar 3-MMC hebben gebruikt 27,2 jaar (SD=8,6). Voor 4-MMC lag de gemiddelde leeftijd van de volwassenen die in het laatste jaar dat middel hebben gebruikt ook op 27,2 jaar (SD=7,6). Voor 2C-B lag de gemiddelde leeftijd van de volwassenen die in het laatste jaar dat middel hebben gebruikt op 29,3 jaar (SD=7,7).

In de LSM-A Middelen 2024 is aan de laatste-jaar-gebruikers gevraagd hoe oud zij waren toen zij voor het eerst 3-MMC, 4-MMC en 2C-B gebruikten. De gemiddelde startleeftijd van 3-MMC-gebruik was 22,7 jaar (SD=4,2). Voor 4-MMC was dit 23,6 jaar (SD=4,9) en voor 2C-B 25,1 jaar (SD=5,4).

Gebruik van 3-MMC, 4-MMC en 2C-B komt het meest voor onder volwassenen met een hbo- of universitaire opleiding  

Het percentage volwassenen dat in het laatste jaar 3-MMC heeft gebruikt is in 2024 het hoogst onder volwassenen met een hbo- of universitaire opleiding (2,5%) en het laagst onder volwassenen met een opleiding in het basisonderwijs, lbo, mavo, vmbo of mbo niveau 1 (0,4%). Dit geldt ook voor het gebruik ooit in het leven.

We zien voor 4-MMC en 2C-B een vergelijkbaar patroon, maar het gebruik van 2C-B in het laatste jaar verschilt niet statistisch significant tussen volwassenen met een opleiding in het basisonderwijs, lbo, mavo, vmbo of mbo niveau 1 en volwassenen met een opleiding op het mbo niveau 2-4, havo of vwo.

Er zijn geen verschillen in het gebruik van 3-MMC, 4-MMC en 2C-B naar herkomst

In 2024 zijn er geen verschillen in het gebruik van 3-MMC (ooit, laatste jaar) tussen de verschillende herkomstgroepen. Ook voor het gebruik van 4-MMC en 2C-B zijn er geen verschillen tussen de herkomstgroepen.

Het gebruik van 3-MMC, 4-MMC en 2C-B komt het meest voor in (zeer) sterk stedelijke gebieden

Het percentage volwassenen dat in het laatste jaar 3-MMC heeft gebruikt is in 2024 hoger onder volwassenen in (zeer) sterk stedelijke gebieden (2,0%) dan onder volwassenen in matig (1,2%) en niet/weinig stedelijke gebieden (0,9%). Maar alleen het verschil met niet/weinig stedelijk gebieden is statistisch significant. Het gebruik ooit in het leven is het hoogst in (zeer) sterk stedelijk gebieden. Voor 4-MMC zien we eenzelfde patroon.

Het gebruik van 2C-B (ooit, laatste jaar) is hoger onder volwassenen in (zeer) sterk stedelijke gebieden dan onder volwassenen in matig of weinig/niet stedelijke gebieden.

Gebruik van 3-MMC/4-MMC en 2C-B verschilt per regio

Uit de Gezondheidsmonitor Jongvolwassenen die werd gehouden onder 16-25-jarigen blijkt dat er regionale verschillen zijn in het gebruik van 3-MMC/4-MMC en 2C-B ​[1]​. In 2024 werden de hoogste percentages 3-MMC/4-MMC-gebruik in de laatste 12 maanden gevonden in GGD-regio Groningen (16,5%) en GGD-regio Gelderland-Zuid (14,6%). 3-MMC/4-MMC werd het minst gebruikt in de GGD-regio Flevoland (5,1%) en Dienst Gezondheid & Jeugd ZHZ (6,6%). De hoogste percentages 2C-B-gebruik in de laatste 12 maanden werden gevonden in de GGD-regio Amsterdam (4,5%) en GGD-regio Groningen, Haaglanden en regio Utrecht (elk 2,8%). 2C-B werd het minst gebruikt in de GGD-regio Noord- en Oost-Gelderland (0,8%) en GGD-regio Drenthe (0,9%).

Landelijke cijfers over middelengebruik onder volwassenen

Landelijke prevalentiecijfers over middelengebruik onder volwassenen worden verzameld in de Leefstijlmonitor. De Leefstijlmonitor bestaat uit meerdere bronnen. Voor drugs gaat het om de Gezondheidsenquête (GE) en de Aanvullende Module Middelen (LSM-A Middelen). Beide onderzoeken zijn representatief voor de volwassen Nederlandse bevolking. Zie voor meer informatie: Bijlage A.

De hoofdbron voor middelengebruik onder volwassenen van 18 jaar en ouder is de Gezondheidsenquête (GE). De GE wordt elk jaar uitgevoerd door het CBS. De gegevens over onder andere middelengebruik worden verzameld met een online vragenlijst of persoonlijk interview. Bij het persoonlijke interview vullen deelnemers gevoelige vragen over bijvoorbeeld drugsgebruik zelf in via een computer. In 2024 vulden 7.740 volwassenen van 18 jaar en ouder de vragenlijst van de GE in.

Verdiepende gegevens over middelengebruik komen uit de Aanvullende Module Middelen (LSM-A Middelen). De LSM-A Middelen is een aparte verdiepende vragenlijst die sinds 2016 om de twee jaar wordt uitgezet. De vragenlijsten worden meestal digitaal afgenomen, maar ook via een (telefonisch) interview. Bij het persoonlijke interview vullen deelnemers gevoelige vragen over bijvoorbeeld drugsgebruik zelf in via een computer. De LSM-A Middelen bevat naast de vragen over de middelen die in de GE worden meegenomen ook vragen over middelen zoals truffels, nieuwe psychoactieve stoffen (NPS) en psychoactieve medicatie. Daarnaast worden sommige drugs, zoals cocaïne en crack, apart uitgevraagd, terwijl deze in de GE onder één categorie vallen. Ook worden aanvullende vragen gesteld over gebruiksfrequentie, aankooplocaties, gezondheidsproblemen en hulpzoekgedrag. In 2024 vulden 10.085 volwassenen van 18 jaar en ouder de vragenlijst van de LSM-A Middelen in.

Regionale cijfers

Naast de landelijke cijfers uit de Leefstijlmonitor zijn er ook regionale cijfers beschikbaar over drugsgebruik uit de Gezondheidsmonitor Jongvolwassenen. De meest recente gegevens komen uit 2024 ​[1]​, toen meer dan 135.000 jongvolwassenen tussen de 16 en 25 jaar de vragenlijst invulden. In tegenstelling tot 2022 werd er in 2024 geen steekproef getrokken; de vragenlijst was via een open link beschikbaar en respondenten werden vooral geworven via sociale media. De resultaten zijn gestandaardiseerd naar GGD-regio, leeftijd en gender om representativiteit te verbeteren, maar de wervingsmethode kan mogelijk leiden tot een oververtegenwoordiging van jongvolwassenen met een slechtere (mentale) gezondheid. Deze cijfers zijn door verschillen in de vraagstelling en leeftijdsgroep niet direct vergelijkbaar met de cijfers uit de GE of de LSM-A Middelen, maar bieden wel inzicht in regionale verschillen in middelengebruik onder 16-25-jarigen.

Het monitoren van nieuwe psychoactieve stoffen is lastig

Vanwege het grote aantal stoffen dat kan worden gecategoriseerd als NPS en de snelheid waarmee ze op de markt verschijnen, is het monitoren van deze stoffen lastig. Ook is het definiëren van NPS erg lastig in vragenlijstonderzoek. Daarom vragen we naar specifieke NPS of NPS-stofgroepen:

  • In de Gezondheidsenquête is tussen 2018 en 2022 gevraagd naar het gebruik van 4-Fluoramfetamine (4-FA, 4-FMP of Flux). In 2023 is in de Gezondheidsenquête voor het eerst gevraagd naar het gebruik van 3-MMC (Poes of 3M), en wordt er niet langer meer gevraagd naar het gebruik van 4-Fluoramfetamine.
  • In de LSM-A Middelen is in 2022 het gebruik van de volgende NPS uitgevraagd: 4-FA, 2C-B, 4-MMC (Miauw-Miauw of Mefedron), synthetische cannabis, methoxetamine (MXE) en 6-APB (Benzo Fury) 5-APB.
  • In de Gezondheidsmonitor Jongvolwassenen is in 2024 gevraagd naar het gebruik van 3-MMC/4-MMC en 2C-B.

Aanvullende informatie

Bronnen

  1. 1.
    GGD’en, RIVM. Gezondheidsmonitor Jongvolwassenen 2024. https://www.monitorgezondheid.nl/gezondheidsmonitor-jongvolwassenen/2024. 2025.

Hoe te verwijzen

    Nationale Drug Monitor, editie 2025. . . Geraadpleegd op: . Trimbos-instituut, Utrecht & WODC, Den Haag.