HomeTabak12.2.4 Elektronische sigaret, verhitte tabak en meeroken

12.2.4 Elektronische sigaret, verhitte tabak en meeroken

Hoeveel volwassenen gebruiken een elektronische sigaret (vape)?

In het kort: In 2024 gebruikte 3,1% van de volwassenen weleens (dagelijks of niet-dagelijks) een elektronische sigaret, en 0,6% gebruikte een apparaat dat tabak verhit. Het gebruik van elektronische sigaretten was het hoogst onder 18-24-jarigen en volwassenen met een mbo-niveau 2-4, havo- of vwo-opleiding. In 2024 is het gebruik van een elektronische sigaret gedaald in vergelijking met de vorige meting in 2023, vergeleken met de eerste meting in 2021 is het gebruik juist gestegen.

Ongeveer een op de 30 volwassenen gebruikt weleens een elektronische sigaret

In 2024 gebruikte 3,1% van de volwassenen weleens (dagelijks of niet-dagelijks) een elektronische sigaret (vape). Slechts een klein deel van de volwassenen (0,6%) gaf aan weleens een apparaat te gebruiken dat tabak verhit.

Geen verschil in het gebruik van een elektronische sigaret tussen mannen en vrouwen

In 2024 was er geen verschil in het percentage volwassenen dat weleens (dagelijks of niet-dagelijks) een elektronische sigaret gebruikte tussen mannen en vrouwen.

Gebruik van een elektronische sigaret komt het vaakst voor onder 18-24-jarigen

In 2024 kwam het gebruik van een elektronische sigaret het vaakst voor onder 18-24-jarigen (8,6%) en het minst vaak onder 35-plussers (1,8%). Het gebruik onder 25-34-jarigen (5,4%) zat daar tussenin.

Gebruik van een elektronische sigaret komt het vaakst voor onder volwassenen met een mbo-niveau 2-4, havo- of vwo-opleiding

In 2024 kwam het gebruik van een elektronische sigaret vaker voor onder volwassenen met een mbo-niveau 2-4, havo- of vwo-opleiding (4,0%) dan onder volwassenen met een opleiding in het basisonderwijs, lbo, mavo vmbo of mbo-niveau 1 (2,1%) en volwassenen met een hbo- of universitaire opleiding (2,8%).

Gebruik van een elektronische sigaret/vape verschilt per regio

Uit de Gezondheidsmonitor Volwassenen en Ouderen uit 2024 blijkt dat er regionale verschillen zijn in het percentage volwassenen van 18 jaar en ouder dat weleens vapet of een elektronische sigaret gebruikt ​[1]​. Per GGD-regio varieerde dit percentage van 2,5% (GGD-regio Noord en Oost-Gelderland) tot 6,3% (GGD-regio Amsterdam). 

Uit de Gezondheidsmonitor Jongvolwassenen uit 2024 blijkt dat er ook regionale verschillen zijn in het gebruik van een elektronische sigaret (vape) in de leeftijdsgroep 16-25 jaar ​[2]​. Vapen varieerde van 9,1% (GGD-regio Gooi en Vechtstreek) tot 16,5% (GGD-regio Limburg-Noord).

Gebruik van een elektronische sigaret vergeleken met 2021 gestegen

In 2024 is het gebruik van een elektronische sigaret gedaald in vergelijking met de vorige meting in 2023, vergeleken met de eerste meting in 2021 is het gebruik juist gestegen.

Meer over het gebruik van de elektronische sigaret (vape) lees je in de Factsheet Kerncijfers Roken 2024.

Hoeveel volwassenen roken weleens mee met anderen?

Bijna één op de 14 volwassen niet-rokers rookt weleens mee met anderen

In 2024 rookte 7,3% van de volwassenen die zelf niet roken weleens mee met anderen. Dat betekent dat zij binnen (in een gebouw of huis) werden blootgesteld aan de tabaksrook van anderen. Van alle niet-rokers rookte 2,4% elke dag binnen mee met anderen.

Meer over meeroken lees je in de Factsheet Kerncijfers Roken 2024.

Landelijke cijfers over middelengebruik onder volwassenen

Landelijke prevalentiecijfers over middelengebruik onder volwassenen worden verzameld in de Leefstijlmonitor. De Leefstijlmonitor bestaat uit meerdere bronnen. Voor drugs gaat het om de Gezondheidsenquête (GE) en de Aanvullende Module Middelen (LSM-A Middelen) Beide onderzoeken zijn representatief voor de volwassen Nederlandse bevolking. Zie voor meer informatie: Bijlage A.

De hoofdbron voor middelengebruik onder volwassenen van 18 jaar en ouder is de Gezondheidsenquête (GE). De GE wordt elk jaar uitgevoerd door het CBS. De gegevens over onder andere middelengebruik worden verzameld met een online vragenlijst of persoonlijk interview. Bij het persoonlijke interview vullen deelnemers gevoelige vragen over bijvoorbeeld drugsgebruik zelf in via een computer. Roken wordt sinds 2015 op vergelijkbare wijze uitgevraagd in de vragenlijst van de GE. In 2024 vulden 7.740 volwassenen van 18 jaar en ouder de vragenlijst van de GE in.

Verdiepende gegevens over middelengebruik komen uit de Aanvullende Module Middelen (LSM-A Middelen). De LSM-A Middelen is een aparte verdiepende vragenlijst die sinds 2016 om de twee jaar wordt uitgezet. De vragenlijsten worden meestal digitaal afgenomen, maar ook via een (telefonisch) interview. Bij het persoonlijke interview vullen deelnemers gevoelige vragen over bijvoorbeeld drugsgebruik zelf in via een computer. De LSM-A Middelen bevat naast de vragen over de middelen die in de GE worden meegenomen ook vragen over middelen zoals truffels, nieuwe psychoactieve stoffen (NPS) en psychoactieve medicatie. Daarnaast worden sommige drugs, zoals cocaïne en crack, apart uitgevraagd, terwijl deze in de GE onder één categorie vallen. Ook worden aanvullende vragen gesteld over gebruiksfrequentie, aankooplocaties, gezondheidsproblemen en hulpzoekgedrag. In 2024 vulden 10.085 volwassenen van 18 jaar en ouder de vragenlijst van de LSM-A Middelen in.

Regionale cijfers

Naast de landelijke cijfers uit de Leefstijlmonitor zijn er ook regionale cijfers beschikbaar over het gebruik van een elektronische sigaret uit de Gezondheidsmonitor Jongvolwassenen. De meest recente gegevens komen uit 2024 [2], toen meer dan 135.000 jongvolwassenen tussen de 16 en 25 jaar de vragenlijst invulden. In tegenstelling tot 2022 werd er in 2024 geen steekproef getrokken; de vragenlijst was via een open link beschikbaar en respondenten werden vooral geworven via sociale media. De resultaten zijn gestandaardiseerd naar GGD-regio, leeftijd en gender om representativiteit te verbeteren, maar de wervingsmethode kan mogelijk leiden tot een oververtegenwoordiging van jongvolwassenen met een slechtere (mentale) gezondheid. Deze cijfers zijn door verschillen in de vraagstelling en leeftijdsgroep niet direct vergelijkbaar met de cijfers uit de GE of de LSM-A Middelen, maar bieden wel inzicht in regionale verschillen in middelengebruik onder 16-25-jarigen.

Aanvullende informatie

Bronnen

  1. 1.
    Gezondheidsmonitor Volwassenen en Ouderen 2024. GGD-en, in samenwerking met RIVM en CBS; 2025.
  2. 2.
    GGD’en, RIVM. Gezondheidsmonitor Jongvolwassenen 2024. https://www.monitorgezondheid.nl/gezondheidsmonitor-jongvolwassenen/2024. 2025.

Hoe te verwijzen

    Nationale Drug Monitor, editie 2025. . . Geraadpleegd op: . Trimbos-instituut, Utrecht & WODC, Den Haag.