HomeLachgas13.2 Gebruik: volwassenen

13.2 Gebruik: volwassenen

13.2.1 Lachgasgebruik onder volwassenen

Hoeveel volwassenen gebruiken lachgas?

In het kort: In 2024 had 0,5% van de Nederlandse volwassenen van 18 jaar en ouder in het laatste jaar lachgas gebruikt en 7,5% gebruikte lachgas ooit in het leven. Vooral mannen, 18-29-jarigen, volwassenen met een hbo- of universitaire opleiding en volwassenen in (zeer) sterk stedelijke gebieden hebben ooit lachgas gebruikt.

Minder dan 1% van de volwassenen heeft in het laatste jaar lachgas gebruikt

In 2024 had 0,5% van de Nederlandse volwassenen van 18 jaar en ouder in het laatste jaar lachgas gebruikt. Dat zijn ongeveer 70 duizend volwassenen. Daarnaast gebruikte 7,5% lachgas ooit in het leven. Minder dan 0,1% gebruikte lachgas in de laatste maand.

Het aantal gebruikers van lachgas in het laatste jaar in de steekproef is te klein om uitsplitsingen te maken naar geslacht, leeftijd, opleiding, herkomst en stedelijkheid. Om toch inzicht te geven in verschillen tussen deze groepen wordt de uitsplitsing gedaan voor gebruik van lachgas ooit in het leven.

Meer mannen dan vrouwen hebben ooit in het leven lachgas gebruikt

Het percentage volwassenen dat ooit lachgas heeft gebruikt is in 2024 hoger onder mannen (9,2%) dan onder vrouwen (6,0%).

Lachgasgebruik ooit in het leven het hoogst onder jongvolwassenen

Het gebruik van lachgas ooit in het leven is het hoogst onder jongvolwassenen van 18-29 jaar (20,7%), daarna neemt het gebruik af met de leeftijd. Van de 30-49-jarigen heeft 10,7% ooit lachgas gebruikt en van de 50-plussers 0,8%.

In de LSM-A Middelen 2024 is aan de laatste-jaar-gebruikers gevraagd hoe oud zij waren toen zij voor het eerst lachgas gebruikten. De gemiddelde startleeftijd was 24,8 jaar (SD=10,8). 

Lachgasgebruik ooit in het leven het hoogst onder hbo- en universitair opgeleiden

Het percentage volwassenen dat ooit lachgas heeft gebruikt is in 2024 het hoogst onder volwassenen met een hbo of universitaire opleiding (11,2%), gevolgd door volwassenen met een opleiding op het mbo niveau 2-4, havo of vwo (6,8%) en volwassenen met een opleiding in het basisonderwijs, lbo, mavo, vmbo of mbo niveau (2,5%).

Geen verschil in lachgasgebruik ooit in het leven tussen herkomstgroepen

In 2024 zijn er geen verschillen tussen herkomstgroepen in het percentage dat ooit lachgas heeft gebruikt.

Lachgasgebruik ooit in het leven het hoogst onder volwassenen in (zeer) sterk stedelijke gebieden

Het percentage volwassenen dat ooit lachgas heeft gebruikt is in 2024 het hoogst onder volwassenen in (zeer) sterk stedelijke gebieden (10,2%). Het gebruik van lachgas verschilt niet tussen volwassenen in matig (4,1%) en weinig/niet stedelijke gebieden (4,2%).

Lachgasgebruik verschilt per regio

Uit de Gezondheidsmonitor Jongvolwassenen die werd gehouden onder 16-25-jarigen blijkt dat er regionale verschillen zijn in het gebruik van lachgas ​[1]​. In 2024 werden de hoogste percentages lachgasgebruik in de laatste 12 maanden gevonden in GGD-regio Groningen (3,9%) en GGD-regio Amsterdam (3,0%). Lachgas werd het minst gebruikt in de Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden (1,2%) en GGD-regio IJsselland (1,3%).

Landelijke cijfers over middelengebruik onder volwassenen

Landelijke prevalentiecijfers over middelengebruik onder volwassenen worden verzameld in de Leefstijlmonitor. De Leefstijlmonitor bestaat uit meerdere bronnen. Voor drugs gaat het om de Gezondheidsenquête (GE) en de Aanvullende Module Middelen (LSM-A Middelen). Beide onderzoeken zijn representatief voor de volwassen Nederlandse bevolking. Zie voor meer informatie: Bijlage A.

De hoofdbron voor middelengebruik onder volwassenen van 18 jaar en ouder is de Gezondheidsenquête (GE). De GE wordt elk jaar uitgevoerd door het CBS. De gegevens over onder andere middelengebruik worden verzameld met een online vragenlijst of persoonlijk interview. Bij het persoonlijke interview vullen deelnemers gevoelige vragen over bijvoorbeeld drugsgebruik zelf in via een computer. Het gebruik van lachgas wordt sinds 2015 op vergelijkbare wijze uitgevraagd in de vragenlijst van de GE. In 2024 vulden 7.740 volwassenen van 18 jaar en ouder de vragenlijst van de GE in.

Verdiepende gegevens over middelengebruik komen uit de Aanvullende Module Middelen (LSM-A Middelen). De LSM-A Middelen is een aparte verdiepende vragenlijst die sinds 2016 om de twee jaar wordt uitgezet. De vragenlijsten worden meestal digitaal afgenomen, maar ook via een (telefonisch) interview. Bij het persoonlijke interview vullen deelnemers gevoelige vragen over bijvoorbeeld drugsgebruik zelf in via een computer. De LSM-A Middelen bevat naast de vragen over de middelen die in de GE worden meegenomen ook vragen over middelen zoals truffels, nieuwe psychoactieve stoffen (NPS) en psychoactieve medicatie. Daarnaast worden sommige drugs, zoals cocaïne en crack, apart uitgevraagd, terwijl deze in de GE onder één categorie vallen. Ook worden aanvullende vragen gesteld over gebruiksfrequentie, aankooplocaties, gezondheidsproblemen en hulpzoekgedrag. In 2024 vulden 10.085 volwassenen van 18 jaar en ouder de vragenlijst van de LSM-A Middelen in.

Regionale cijfers

Naast de landelijke cijfers uit de Leefstijlmonitor zijn er ook regionale cijfers beschikbaar over drugsgebruik uit de Gezondheidsmonitor Jongvolwassenen. De meest recente gegevens komen uit 2024 ​[1]​, toen meer dan 135.000 jongvolwassenen tussen de 16 en 25 jaar de vragenlijst invulden. In tegenstelling tot 2022 werd er in 2024 geen steekproef getrokken; de vragenlijst was via een open link beschikbaar en respondenten werden vooral geworven via sociale media. De resultaten zijn gestandaardiseerd naar GGD-regio, leeftijd en gender om representativiteit te verbeteren, maar de wervingsmethode kan mogelijk leiden tot een oververtegenwoordiging van jongvolwassenen met een slechtere (mentale) gezondheid. Deze cijfers zijn door verschillen in de vraagstelling en leeftijdsgroep niet direct vergelijkbaar met de cijfers uit de GE of de LSM-A Middelen, maar bieden wel inzicht in regionale verschillen in middelengebruik onder 16-25-jarigen.

Aanvullende informatie

Bronnen

  1. 1.
    GGD’en, RIVM. Gezondheidsmonitor Jongvolwassenen 2024. https://www.monitorgezondheid.nl/gezondheidsmonitor-jongvolwassenen/2024. 2025.

Hoe te verwijzen

    Nationale Drug Monitor, editie 2025. . . Geraadpleegd op: . Trimbos-instituut, Utrecht & WODC, Den Haag.